Wees niet bang – boekbespreking

Wim Houtman schreef in het ND van 30 november 2018 aan het eind van zijn recensie van het boek Wees niet bang van Samuel Wells: “Ik hoop dat Samuel Wells hier net zo’n vertrouwde auteursnaam wordt als Tim Keller, J.I. Packer, Tom Wright en nog zo veel andere Amerikaanse en Britse theologen.” Dat wekt verwachtingen, maakt Wells die waar? Het boek is zeer lezenswaardig, alleen al vanwege Wells’ verrassende Bijbelgebruik. Ook wil Wells gevoel, hoofd, hart en handen van zijn lezers raken. Dit lukt hem beslist.

Het boek bevat in totaal 31 overdenkingen of bewerkte preken, van zeer uiteenlopende aard, vol pastorale wijsheid en mensenkennis. Dat maakt zijn Bijbelse adviezen nuchter en realistisch: geen luidruchtige genezingen, geen conflictvrije kerken, geen droomhuwelijken. Oog voor de werkelijkheid van een gebroken bestaan. Maar wel in het licht van het Goede Nieuws, waardoor alles glans krijgt.

Bijbeluitleg

Wells’ Bijbeluitleg is zo nu en dan wat associatief, hij ‘speelt’ bijna met Bijbelse woorden en beelden. Of dat altijd verantwoorde uitleg oplevert, is de vraag. Maar als je je daarin mee laat nemen, levert zijn originele benadering zo nu en dan verrassende inzichten op. Op z’n minst stimuleert het je tot een andere manier van kijken naar bekende Bijbelpassages.

Dat gebeurt bijvoorbeeld, als Wells het verhaal van de ‘voetwassing’, Johannes 13, uitlegt in het licht van het verhaal van een andere ‘voetwassing’, die van Johannes 12. Dat was voor mij nieuw, en dus verrassend. Maria wast Jezus’ voeten met kostbare nardusmirre. Judas spreekt er schande van, maar Jezus zegt: zij bereidt mijn sterven voor. Dat trekt Wells vervolgens door naar de voetwassing van Johannes 13: dit gaat niet maar over dienstbaarheid (Jezus die zijn leerlingen oproept het zelfde te doen bij elkaar), maar hiermee bereidt hij zijn leerlingen voor op hun dood. Zoals Maria Jezus’ dood voorbereidde. Vervolgens zegt Wells: de doop aan het begin van Jezus’ leven bereidde hem voor op het leven, de wassing aan het einde op zijn sterven. Dat zelfde geldt voor zijn volgelingen: de doop brengt je in een relatie met God en zo met het eeuwige leven, de voetwassing betekent de voorbereiding op je sterven. Mooi gevonden, en ook een beetje spelen met de tekst. Maar vooruit, het werpt nieuw licht op het verhaal.

Euthanasie en angst voor de dood

Over voorbereiding op de dood gaat het ook als Wells spreekt over hoe mensen in onze tijd met sterven omgaan. De keuze om je leven actief te (laten) beëindigen (euthanasie) ligt in een samenleving die lijden en pijn volledig wil elimineren voor de hand. Euthanasie is letterlijk: een goede dood. Maar hoe kan de dood ooit iets ‘goeds’ worden? Volgens Wells alleen als je sterft in de zekerheid dat “niets ons kan scheiden van de liefde van God in Christus Jezus onze Heer” (Romeinen 8). Euthanasie als actieve levensbeëindiging is daarom een keus die laat zien, dat velen niet in staat zijn hun dood onder ogen te zien. Ze zijn boos op het verleden, en bang voor de toekomst. Zonder vrede met het verleden, je misstappen en zonden, de schade die je met jouw gedrag anderen hebt toegebracht, kun je niet goed heengaan. En zonder vrede met je toekomst, te weten dat je ergens aankomt waar je geborgen en veilig bent, is je sterven een trauma.

Dus, omdat de dood beangstigend is, neemt men die zelf ter hand. Wells durft behoorlijk stelling te nemen: de keus voor actieve levensbeëindiging ziet hij als een keus uit angst. Wie leeft uit de zekerheid van Romeinen 8, durft de dood aan. Want dan weet ik: God heeft mij lief (het verleden met al zijn mislukking en falen is afgesloten), en God vergeet mij nooit meer (de toekomst is geen zwart gat). Euthanasie is dus een verlegenheidsoplossing. Als we hen doden, die we niet kunnen genezen, en van wie we de pijn niet kunnen verlichten, is dat een ontkenning van het feit dat God voor mij is en bij mij blijft. Een samenleving die deze uitvlucht kiest, is een samenleving zonder moed en zonder geduld, zegt Wells. Zonder geduld: omdat we alleen waarde hechten aan onmiddellijke vervulling van onze behoeften en oplossing van onze pijn. Zonder moed: omdat we de dood ontkennen en proberen tot vriend te maken. Als we proberen alles technologisch op te lossen, laten we elkaar in leegheid achter.

Dit zijn moedige uitspraken in een wereld waarin alles maakbaar moet zijn. Een maakbare wereld is een hoogmoedige wereld. Wetenschap en techniek kunnen onze geestelijke leegte niet vullen en het gebrek aan hoop en perspectief niet compenseren.

Geneest God?

Iets soortgelijks zegt Wells als het over ziekte en genezing gaat. Ook hier kiest hij voor een gelovig realisme. Naäman de Syriër die bij Elisa de profeet aanklopt voor genezing van zijn melaatsheid, zoekt een spectaculaire genezing, door Wells ‘luidruchtige genezing’ genoemd (2 Koningen 5). Zo’n genezing ontvangt hij niet, wel een z.g. ‘stille genezing’, een wonder dat niet in de kranten komt. Pas als Naäman deze voor hem vernederende weg aanvaardt, geneest zijn lichaam. Daarvoor was eerst nodig dat de man ín dat lichaam genezen werd.

Geneest God? Wells’ antwoord is: soms. Maar wat God altijd doet, is mensen redden: hun verleden helen (vergeving), hun toekomst openen (eeuwig leven). Wederom een prachtige uitleg! Bruikbaar in het niet aflatende gepraat over de vraag of God vandaag geneest. Men zegt vaak, dat God dat doet door mensen de macht te geven dat te doen in zijn naam. Hoe men dit op de Bijbel baseert, is vaak niet duidelijk en op z’n minst zeer aanvechtbaar. Simplistisch Bijbellezen deert sommige charismatische christenen blijkbaar niet. Wells plaatst hier wat mij betreft terechte kanttekeningen bij, vanuit pastorale nuchterheid. Genezingsgelovigen accepteren de gebroken wereld niet echt, hun evangelie ligt dicht aan tegen welvaarts- en succesgeloof, is in wezen onbarmhartig en dus geen evangelie.

Zelfs de kerk is zwak

Dit laatste komt ook naar voren in het tweede deel “Wees niet bang voor zwakheid”. De modieuze programma’s die men ‘discipelschapstrainingen’ etc. noemt, benadrukken vaak de noodzaak van geloofskracht en -groei, persoonlijke toewijding en effectief gemeente zijn. Ik word ziek van die opjutterige verhalen van “de kerk moet meer dit, dominees moeten meer dat”. Dat we er in al onze inspanningen niet altijd heel veel van bakken, blijft vaak onderbelicht. God presenteert zich niet in mooie verhalen en succesvolle kerken.

“En toch vinden christelijke gemeenten dit heel moeilijk om te geloven, om dit uit te dragen en om erop te anticiperen. Er zullen dingen misgaan – geloof wankelt, duidelijkheid vervaagt, dominees blijken ook maar gewone mensen te zijn, gemeenteleden maken ruzie met elkaar, er zijn lange perioden vol verdriet, relaties lopen spaak, kinderen raken het spoor bijster, soms lijken verleidingen niet of nauwelijks te weerstaan. De Bijbel staat vol met deze dingen. De kerk ook. Zo zou het evangelie verteld moeten worden” (pag. 59-60).

Verademend! Wat worden er vaak verheven dingen gezegd over de kerk als een fantastische gemeenschap, of over ‘het huwelijk’ als restant van Gods paradijs, die onbedorven wereld waarin het kwaad nog niet woedde. Wat zijn er veel christenen die niet weten om te gaan met de realiteit van roddel en leugen, machtsspelletjes en manipulatie, ook in de kerk. En zelfs als we daarmee geconfronteerd zijn, moeten we elkaar nóg aardig blijven vinden en op elkaars verjaardagen mooie praatjes zitten verkopen. En wie dit spelletje niet mee wenst te spelen, is een spelbreker. Niemand verstoort straffeloos dat feestje.

Vaders en gezag

Opvallend vaak spreekt Wells over gezag, macht en rijkdom. Dat God zich als Vader aan ons openbaart, kan problematisch zijn. Niet alleen voor mensen die een slechte vader hadden, die zijn gezag misbruikte om te dwingen, met verbaal en fysiek geweld, of door zijn kinderen te slaan met de Bijbel (teksten, geboden). Maar ook omdat het, zegt Wells, voor de helft van de wereldbevolking, namelijk vrouwen problematisch is. Is dit beeld van God niet onnodig masculien en paternalistisch?

Wie deze vraag niet aanvoelt als serieuze en echte vraag, kan nooit pastoraal helpen. Terecht gaat Wells hier diep op in. Om uiteindelijk wel te concluderen, dat de Bijbel de échte vader laat zien, in de onvoorwaardelijke liefde en geborgenheid die Jezus laat zien, Gods absolute keus voor ons. Het is prachtig zoals Wells deze liefde beschrijft, aan de hand van een groot aantal Bijbelteksten. En ook met het plaatje van de vader die zijn kind ’s avonds naar bed brengt en voorleest, een beeld zonder enige verdenking van verkeerde motieven, gewoon omdat het intiem is, kwetsbaar en dankzij die onvoorwaardelijke liefde ook veilig.

Zie mijn kwetsbaarheid!

Er is in dit boek een pastor aan het woord, die in zijn houding de liefde van de Goede Herder laat zien. Wells vertelt over een vriend, die ziek wordt en op de vraag hoe het met hem gaat zegt: ik ben van het koninkrijk van de gezonden het rijk van de zieken binnen gegaan. Als je kwetsbaar wordt, betreed je plotseling een andere wereld: die niet maakbaar blijkt, die akelig eindig is, waar je alleen bent.

Wells legt dit uit aan de hand van Jeremia 8. Juda/Jeruzalem is terminaal. Alle hoop is vervlogen. Jeremia roept de mensen op de waarheid onder ogen te zien: Jeruzalem gaat verloren. En op dat moment klinkt dan die vraag: “Is er geen balsem in Gilead?” Die vraag kennen we: is er echt niets meer aan te doen? Is dit dan echt het onverbiddelijke einde?

Maar net als bij de vraag of God geneest, is een keuze nodig. Gilead ligt aan de ‘andere kant’ van de Jordaan. Om te genezen moet je de Jordaan over, de rivier van Gods tranen, zoals Wells haar noemt. Weer dat spelen met beelden. Het is het beeld van God zelf, die in Jezus zelf het koninkrijk van de zieken binnenging! Gods Zoon nam onze ziekten op zich. Hij ging het koninkrijk van de dood binnen. Wij moeten soms onder ogen zien, dat genezing iets anders is dan weer gezond worden. Het is vooral: in Jezus’ armen vluchten. Pastorale zorg en evangelische troost komen hier samen. Het is niets anders dan de zorg van de Goede Herder. Bij deze pastor kan ik mijn kwetsbaarheid laten zien. Zonder vrees.

Dit boek gaat over veiligheid. Als ik mijn zwakheid laat zien, waarom slaan mensen mij dan? Als ik roep “zie dan toch mijn kwetsbaarheid”, spugen ze me in m’n gezicht. Precies zoals men eens ook Jezus’ zwakheid niet accepteerde en hem aan de schandpaal nagelde. Dit boek raakt mij: ik herken zelf hoe kwetsbaar ik ben tegenover macht en geweld. Ik wil me verweren, maar zoek naar Jezus’ manier: hij die ons leert het kwade te beantwoorden met het goede, leugen met de waarheid, haat met liefde.

Dit boek gaat ook over het echte evangelie. Geen mooi verhaal dat alles goed komt. Nee, Gods licht in een rauwe wereld. Als ik dat aan verloren mensen mag voorhouden, voel ik me een gezegend mens!

(n.a.v. Samuel Wells, Wees niet bang. Met geloof je angst het hoofd bieden, Franeker (2011)

 

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *