“Wie gelooft er hier nu nog in de ware kerk?!”

Op een feestje ontstond een discussie, over de kerk. Tijdens dat gesprek vroeg iemand: “Wie gelooft er hier nou nog in de ware kerk?” Dat klonk als een retorische vraag, een vraag dus met een verondersteld antwoord: niemand toch zeker! Maar dat vond ik toch te gek. “Ik”, zei ik dus, en er viel een stilte, alle hoofden draaiden zich om. Ik schrok: wat heb ik nu weer gezegd… Maar wie A zegt… Dus zei ik: “Ja, als het niet zo zou zijn, zou ik geen seconde meer daar voorin willen staan op zondag en daar iets staan te roepen.”

Kort daarop las ik het volgende artikel in het Gereformeerd Kerkblad (jazeker!), van de hand van een collega, Gertjan van Harten. Met zijn toestemming en met mijn instemming neem ik het hier over:

“IK GELOOF EEN HEILIGE ALGEMENE CHRISTELIJKE KERK”

Volgende maand gaan wij verhuizen. Ik heb namelijk een beroep van de kerk van SpakenburgZuid aangenomen. De verhuizing was aanleiding om eens kritisch door mijn bibliotheek te gaan om te kijken welke boeken ik kon wegdoen. Het resultaat is dat ik ruim 100 boeken heb weggedaan: boeken waar ik de afgelopen jaren niet in heb gekeken en waarvan ik verwacht dat ik ze ook de komende jaren niet zal openslaan.

Onder de boeken die ik heb weggedaan zaten heel wat boeken uit de zogenaamde GSEV-reeks, en de Groen van Prinster-serie (van het GPV). Ook zaten er relatief veel cahiers van Woord en Wereld bij. Het waren boeken die gingen over de kerk en over samenwerking met nietvrijgemaakte christenen. Ik heb een aantal van die boeken nog even doorgebladerd. Het bracht me terug naar de sfeer van de jaren tachtig van onze kerken. Het riep vervreemding bij me op. Wat toen geschreven werd staat zo ver af van de huidige kerkelijke praktijk. Er is heel veel veranderd in de afgelopen 30 jaar.

Schaamte

En gelukkig maar! Want terugkijkend schaam ik me er best wel voor hoe er in onze kerken over niet-vrijgemaakte broeders en zusters werd gesproken. Toen ik op de Jeugdvereniging zat – in de jaren tachtig – discussieerden wij zelf serieus over de vraag of wij hen überhaupt wel broeders en zusters mochten noemen. Niet-vrijgemaakte christenen waren immers – om een uitdrukking uit die tijd te gebruiken – niet trouw aan het kerkvergaderend werk van Christus.

Met schaamte denk ik ook terug aan een gesprek dat ik ruim tien jaar geleden had op de boekenafdeling van een Kringloopwinkel in Friesland. Ik was met mijn zoon, die het Syndroom van Down heeft, en kwam in gesprek met een man die vertelde dat hij een volwassen dochter had met het Downsyndroom. Hij vertelde dat zijn dochter in een christelijke instelling in de buurt van Gouda woonde. Ik vroeg hem waarom ze zo ver weg woonde. Het antwoord bracht mij het schaamrood op de kaken: “Er is hier in de buurt ook een tehuis van Dit Koningskind, maar daar mogen alleen mensen wonen die vrijgemaakt zijn en wij zijn christelijk-gereformeerd. Mijn dochter is daar dus niet welkom.” Heel pijnlijk: dat die broeder en zijn vrouw vanuit Friesland naar Gouda moesten rijden omdat hun dochter niet welkom was in een vrijgemaakte instelling.

Met badwater kind weggegooid?

Dit is vandaag de dag gelukkig heel anders. Maar tegelijk bekruipt mij wel eens het gevoel dat wij als reactie op ons kerkelijk verleden met het badwater ook het kind hebben weggegooid. Werd er vroeger bijvoorbeeld (te) veel gepreekt en geschreven over de kerk, vandaag hoor en lees je daar nauwelijks nog iets over. Behalve dan op sites van verontruste broeders en zusters. Het lijkt echter alsof de overgrote meerderheid van onze kerk de kerk niet meer belangrijk vindt. Wat zullen we ons bijvoorbeeld nog druk maken om het verschil tussen evangelisch en gereformeerd? Het gaat immers niet om de kerk maar om onze relatie met God! Bovendien hoor

ik meer dan eens zeggen dat de jeugd niets meer met kerkgrenzen heeft en dat wij ons er daarom ook maar niet al te druk over moeten maken.

Nu kan dat laatste argument mij niet overtuigen. Dat de jeugd niets heeft met kerkgrenzen bewijst volgens mij juist dat ze hier geen goed onderwijs over hebben gehad hebben. We hebben dit als kerken de laatste jaren laten liggen.

Gezond kerkbesef

Nu verlang ik absoluut niet terug naar het kerkisme van de jaren zeventig en tachtig. En bij wat ik lees op sites van verontruste kerkleden voel ik me vaak allesbehalve thuis. Ik merk dat ik behoefte heb aan een gezond en bijbels kerkbesef. Een kerkbesef dat de gedachte overstijgt dat ieder zich maar gewoon bij die kerk moet aansluiten waar hij zich het prettigst voelt. Deze gedachte past weliswaar naadloos bij onze cultuur, maar staat haaks op hoe de Bijbel over de kerk spreekt. De kerk is het lichaam van Christus en dat betekent dat het belangrijkste criterium dus niet is of wij ons ergens wel of niet prettig voelen. De kerk is geen verzameling mensen die elkaar liggen, maar een gemeenschap die in leer (jazeker, dat ook!) en leven leeft vanuit het evangelie van Jezus Christus.

Ik denk dat het hoog tijd is we als kerken weer een kerkvisie ontwikkelen. Een kerkvisie die volop recht doet aan zowel ons gereformeerd belijden als aan de weerbarstige praktijk van de kerkelijke verdeeldheid. Hoe die visie er precies uit moet zien weet ik niet. Maar ik wil me er graag over bezinnen. Ik heb in ieder geval weer ruimte genoeg in mijn boekenkast voor goede literatuur hierover…

ds Gertjan van Harten

Wezep

 

Okee, mee eens. Maar dan? Waar hij eindigt, daar zou ik verder willen gaan. Kerkbesef, een gezonde bijbelse visie op de kerk. Dat spreekt mij aan, dat daagt mij uit. Die handschoen pak ik op. Over een tijdje hoop ik hier verder te gaan, met een aanzet.

 

(wordt vervolgd)

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *