Op wie lijk jij? – Preek over Johannes 1, 12-13

Op wie lijkt het? Als er een baby’tje geboren is, is iedereen benieuwd. Lijkt het op haar moeder, of op de vader? En heel grappig, de één zegt: het is sprekend haar moeder! Terwijl een ander juist zegt: nee, ik zie de vader er in. Iedereen ziet het anders, het is maar net van welke kant je kijkt, of waar je op let. Zie je het van opzij; of kijk je naar de oogjes, haar mondje… En als het kindje groot wordt, zie je vaak wéér andere trekken. Hoe het loopt, lacht, het stemgeluid.

En Gods kinderen? Op wie lijken die? Als je uit God geboren bent, ben je sprekend je Vader!

 

De Zoon van God: sprekend zijn Vader (1); zonen en dochters van God: sprekend hun Vader (2).

 

1.

Een magistraal begin, dat eerste hoofdstuk van het evangelie van Johannes. En ook een beetje raadselachtig. Het Woord, bij God, zelf God, is mens geworden. Wie of wat bedoelt Johannes met ‘Woord’? Hij zegt het niet, hij noemt geen naam. Pas in vers 14 kun je het zien: Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Dan wordt duidelijk: Johannes heeft het over Gods Zoon. Over God die mens werd, God die als de mens Jezus op aarde en bij de mensen kwam.

Waarom noemt Johannes Gods Zoon hier het Woord? Omdat God zichzelf door hem bekend maakt. Iets verderop zegt Johannes: Niemand heeft ooit God gezien; de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust (Vader en Zoon kennen elkaar van hart tot hart, ‘boezemvrienden zeg maar), die heeft hem doen kennen. Geen mens kan God kennen. De meeste mensen vandaag zeggen dat. “Misschien is er wel iets, zoiets als een God”, zeggen ze dan. “Maar we weten niet wat dat is, en kunnen het ook niet weten”.

Nee, dat klopt: God kun je niet kennen. Behalve… door zijn Zoon! Want die Zoon van God is sprekend God! Juist daarom noemt Johannes hem het Woord. Hij is sprekend God, God die spreekt, die zich bekendmaakt, openbaart. God kun je niet zien, niet kennen. Alleen door Jezus.

Hoe dan? Nou, verderop zegt Johannes dat God tegen hem had gezegd: Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en hij bleef op hem rusten. Dat verhaal is bekend: Jezus’ doop door Johannes, in de Jordaan. Bij de andere evangeliën (Matt., Marc., Luc.) lees je hoe dat ging. Jezus werd door Johannes gedoopt en toen gebeurde er iets vreemds.            Gods Geest daalde als een duif op hem neer, en er klonk een stem uit de hemel. En die stem riep: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde! De stem van God, die Jezus aanwijst. En van wie hij zegt: ik heb jou lief, met jou ben ik blij!

Waarom zegt God dat? Omdat Jezus doet wat God zegt! Omdat Jezus God volkomen is toegewijd! Zo maak je God blij: als je helemaal op God gericht bent. Jezus maakt God blij: door wat hij zegt en doet, door zijn absolute gehoorzaamheid aan de Vader. Met zo iemand is God blij, van zo iemand kan hij intens houden. Een mens die doet wat hij wil. En die zo op zijn Vader lijkt, sprekend zijn Vader is.

Gods goedheid en liefde, die kunnen we inderdaad nooit kennen. Gods Zoon laat zien hoe God is: in zijn leven van volmaakte gehoorzaamheid en toewijding. En zo is hij: sprekend God. Het mensgeworden Woord. God die zichzelf laat zien, in een volmaakte mens. Echt een Zoon van God, de enige echte.

 

2.

Want zoals hij is er geen ander! Dat zie je in dit eerste hoofdstuk van Johannes ook. Johannes begon met dat Woord, dat uit de hemel kwam, en mens werd. Maar wat er dan gebeurt, daar word je niet blij van. Johannes begint meteen met te vertellen, dat de meeste mensen hem niet wilden. Vers 10: Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet. En vers 11: Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. Dat magistrale begin van dit evangelie, het is dus ook een droevig begin. Gods Zoon komt naar de wereld, maar de meeste mensen willen hem niet aanvaarden.

Maar er zijn ook anderen: die aanvaarden hem wel en geloven wel in hem. Hoe kan dat? Waar zit dat in: dat de één hem afwijst, de ander hem aanvaardt? In vers 12 wordt dat duidelijk: dat is iets wat God je geeft. Het is een voorrecht! Johannes gebruikt het woord exousia, wat bevoegdheid, volmacht betekent. God geeft sommige mensen dus een soort macht of kracht. Daardoor ga je geloven: geloven in zijn Zoon; dat hij God is, die uit de hemel op aarde kwam.

Geloven, dat is dus allesbehalve vanzelfsprekend. Dat je in Jezus gaat geloven is niet iets wat vanzelf gaat, of uit jezelf komt. Bekend is wat Jezus daarover zegt in Johannes 3: Alleen als je opnieuw geboren wordt, kun je in het koninkrijk van God komen. Jezus heeft het daar over de Geest van God. Hij is die exousia, die kracht waardoor je een nieuw hart krijgt, en een nieuwe mens wordt.

Ook hier, in hoofdstuk 1, zie je dat (vers 13). Je natuurlijke geboorte is niet genoeg. Je wordt niet kind van God langs de biologische of seksuele weg. Neem nou M. (naam van het kindje dat gedoopt wordt vanmorgen): jullie hebben haar in de kerk gebracht, zo juist is ze gedoopt. Maar het eerste wat bij die doop is gezegd is: dit kind is pas geboren, maar toch moet haar geboorte over. Haar natuurlijke leven is onvoldoende voor God. Ze lijkt kerngezond, en naar aardse maatstaven is ze dat gelukkig ook. Maar God zegt: alleen als zij opnieuw geboren wordt, mag ze bij mij komen en eeuwig leven. Je moet als mens opnieuw geboren worden: uit God, door zijn Geest.

En wat is dat dan, dat opnieuw geboren worden? Dat je in Jezus gaat geloven! Dat je door geloof één met hem wordt. Zo één, dat God ook van jou kan zeggen: jij bent mijn geliefde zoon/dochter! In jou vind ik vreugde! Alleen met Jezus verbonden ben je een echte zoon of dochter van God. Alleen als je net zo toegewijd wordt als Jezus was. Alleen als Gods Geest in je woont en je maakt tot een mens die steeds meer als Jezus is. In liefde, gehoorzaamheid, in heilig leven. Dan ben je, en word je meer en meer, sprekend je hemelse Vader. Dat is jouw redding: dat God je van natuurlijke mens tot een geestelijke mens maakt. En dopen betekent, dat je die belofte van God krijgt.

Daarom is opnieuw geboren worden belangrijker dan gedoopt worden. Door geloof ben je één met Jezus, niet door water. Daarom ook is het dopen van volwassen mensen, die bewust geloven, de eigenlijke doop. Het dopen van kinderen van gelovige ouders is daarvan afgeleid. Ook bij een klein kindje gaat het om het geloof, alleen geloof verbindt je met Jezus. En omdat M. nog niet kan geloven, betekent de doop voor haar een belofte. God zegt haar toe: ik geef jou mijn heilige Geest. Ik wil, dat je nu al verbonden bent met Jezus. En God zegt: geloof het, neem het bewust aan, dan zal ik het waar maken.

Vaak zeggen we té gemakkelijk-vanzelfsprekend dat je door je doop kind van God bent. Dat is enkel waar als belofte van God. God belooft je dat nieuwe leven, door zijn Geest. En die belofte moet je in geloof aannemen. Dat lijkt tegenstrijdig: alsof toch jouw keus doorslaggevend is, en niet Gods geschenk. Maar wat God jou toezegt, wil hij je écht geven. Sterker nog: zál hij je echt geven. Als je dat dan ook maar echt gelooft.

Maar wie echt tot geloof komt, zal de eerste zijn om te zeggen: Gód gaf me dit cadeau. Wie Jezus echt leert kennen, zal de eerste zijn om te belijden: mijn geloof is Góds geschenk! Pure genade, onvoorwaardelijke liefde. Zo legt God een weg voor je aan, al aan het begin van je leven. En hij nodigt je uit: ga die weg, en je lééft! Een leven dat getuigt van Gods werk en liefde. Een leven dat spreekt, een mens sprékend zijn hemelse Vader!

 

Amen.

 

Joh. 1, 12-13 (2018) Joh. 1, 12-13 (2018)

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *