Simson, het Zonnetje van de HEER – Preek 1 over Simson – Rechters 13,5

  1. Secularisatie

Stel, je bent op een familiefeest, een reünie van neven en nichten die je al jaren niet meer hebt gezien. En je komt tot de ontdekking dat jij één van de weinigen in dat hele gezelschap bent, die nog actief gelooft. Meer dan de helft heeft de kerk al lang de rug toegekeerd. Het geloof in God lijkt bij hen zo goed als verdwenen te zijn. Misschien maak je zoiets wel mee, in je eigen familie.

Dat zou me niet verbazen, want als christen zijn we steeds meer een minderheid, ook in ons land. Hele volksstammen hebben de kerk verlaten, en niet alleen jongeren. Heel wat mensen die in de kerk zijn opgegroeid, van wie je soms hun openbare geloofsbelijdenis nog hebt meegemaakt, zijn vervreemd van kerk en geloof. Ze hebben geen enkele band meer met kerk en hun leven wordt totaal niet meer beheerst door het christelijk geloof.

Je kunt daarover treuren. Maar het is de werkelijkheid. Een kerk vol jeugd zegt niks. Je moet die jongeren eens volgen, en ze over tien jaar nog eens opzoeken. Heel wat zijn er dan inmiddels uit de kerk verdwenen. Daarover treuren helpt ons niet verder. Wat staat je te doen als jij wel een levende band met God hebt? Daar kun je je beter op richten.

De tijd van de Rechters (vroeger ‘richters’) was ook zo’n donkere tijd. Je leest hier: Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. Dat zinnetje is zo’n beetje het vaste refrein van Rechters. De periode van de Rechters loopt vanaf de intocht in Kanaän onder Jozua tot het begin van de koningentijd, een tijd van zo’n 300 jaar. Driehonderd jaren van afkalving van het geloof! Dus wat je nu in NL meemaakt, tot in je eigen familie toe, is dan al 300 jaar aan de gang, dus begonnen in 1716!

Het is dus steeds weer het zelfde liedje in die tijd. Bij de verovering van Kanaän hebben de Israëlieten de afgoden niet volledig uitgebannen. Er blijven veel Kanaänieten tussen hen in wonen. En zo worden ze steeds weer en steeds meer besmet met heidense invloeden. En die afgoden oefenen een enorme aantrekkingskracht op hen uit. Telkens komt er dan een tijd waarin God hen om die afgoderij in de moeilijkheden brengt. Ze worden overheerst door vijandige volken, roversstammen plunderen het land, er heerst totale chaos. Aan het begin van het boek Rechters wordt verteld wat er dan gebeurt.

Ze roepen in hun nood tot God, God geeft dan een rechter, en die redt hen van de vijanden. In totaal gebeurt dat 12 keer: in Rechters zien we 6 grotere (bekende) richters, en 6 ‘kleine’ (minder bekende). En soms komt er even een opleving, maar de algemene trend is afkalving van het geloof, steeds sterkere invloed van heidense goden.

Die goden zijn vooral Baäl en Astarte, een godenechtpaar dat vereerd wordt omdat zij de oogst en de vruchtbaarheid van het land beheersen. Baäl is de regengod, Astarte de godin van vruchtbaarheid, vaak afgebeeld met volle borsten, als teken van overvloed. Die goden zijn ook een zwaar seksueel echtpaar, bij de verering van deze goden hoorden wilde seksuele uitspattingen. Begrijpelijk dat dit enorm aantrekkelijk is voor de mensen, dat is vandaag niet anders.

  1. Godsverduistering

Zo’n 25 jaar geleden werd er veel geschreven over wat men noemde ‘Godsverduistering’. De kerkverlating ging samen met een geestelijke leegte, mensen die God niet meer konden ervaren.

Het was, schreef iemand, als een zonsverduistering. Zoals de maan voor de zon schuift, zo leken mensen ook Gods licht niet meer te kunnen zien. Er kwam wel kritiek op die benadering: kun je Godverlating vergelijken met een natuurverschijnsel? Alsof je, net als bij zonsverduistering, er niks aan kunt doen. Toch verwoordt het ook wel treffend de onmacht van veel mensen. Het lijkt alsof je God niet meer kunt vinden. Alsof hij zelf zich heeft teruggetrokken.

Had God zich teruggetrokken, in die rechtertijd? Toen de Israëlieten bij God wegliepen, was God toen ook bij zijn volk weggelopen? En dat is nu juist een belangrijke boodschap van Rechters: nee, God is trouw! Kijk je naar dit hoofdstuk, dan zie je dat heel duidelijk. Om te beginnen grijpt God in, terwijl er deze keer níet om redding geroepen en gebeden is! God komt zélf naar zijn geplaagde en opgejaagde volk toe. Hij doet dat door een engel te sturen. In de oude vertaling staat ‘de Engel’, de Engel van de HEER. In de Bijbel wordt duidelijk dat hij wel een heel bijzondere engel is, zelfs gelijk aan God. Dat blijkt hier ook, als Manoach zegt: we hebben God gezien! ‘De’ Engel van de HEER, wordt wel gezegd, is misschien de Zoon van God, die op aarde komen zou als Jezus Christus. Juist hij verschijnt hier nu als de redder van zijn volk.

En die engel, die gaat naar een vrouw. Haar naam wordt niet genoemd, die van haar man wel: alsof zij onbelangrijk is. Ze is bovendien onvruchtbaar. Dan telde je in die tijd niet mee, van kinderloze vrouwen werd gedacht dat ze door God overgeslagen waren, als een straf op een zonde. Juist die vrouw zoekt God op.

Ze gaat naar haar man. Ze heeft het sterke vermoeden dat haar bezoeker een engel was. Zeker weten doet ze het niet. Haar man Manoach wil de man ook ontmoeten. Hij bidt God of de boodschapper nog een keer mag komen. En hij komt. Niet bij Manoach, weer bij zijn vrouw. God toont geduld met onwetende mensen. Zonder verwijt komt de boodschapper nog een keer. Maar aan alles merk je hoe ver de mensen van God verwijderd waren. Ze rekenden niet echt meer met God, met zijn aanwezigheid, zijn komst. Een donkere tijd dus, van Godsverduistering. Maar God blijft trouw. Hij laat zijn volk niet in de steek.

  1. Begin van redding

Als je familie en vrienden van God vervreemd zijn, kun je je eenzaam voelen. Ook je eigen geloof staat dan onder druk: waarom geloof ik dan nog… Toch is dat je leven als gelovige.

Echte gelovigen zijn altijd een minderheid geweest. Zelfs in de tijd van het Corpus Christianum, de tijd dat de kerk de samenleving domineerde. Toen was de kerk een volkskerk, bewust en levend geloof waren ook toen niet vanzelfsprekend. Blijkbaar leven we in een wereld waarin ongeloof vanzelfsprekender is. Dat maakt het des te belangrijker dat jij je licht verspreidt. En dat de kerk een geloofwaardige gemeenschap is.

Maar wat belangrijker is: God grijpt in. God gaat door met zijn werk, met de komst van zijn rijk. Er kwam een redder, ongevraagd. Zoals ook onze redder ongevraagd kwam, als geschenk uit de hemel. God gaat verder en kiest de zijnen, ook zonder geloof en bekering. Zoals ooit ook een engel bij een eenvoudig meisje in Nazaret kwam, zo krijgt nu ook deze vrouw de boodschap: U zult zwanger worden en een zoon krijgen. En net als de oude Elisabet, de moeder van Johannes de Doper, krijgt ze te horen dat hij een nazireeër zal zijn.

Het nazireaat was een instelling die in de wetten van Israël geregeld was (zie Num. 6). Een nazireeër is een speciaal aan God gewijde persoon, een soort profeet, vergelijkbaar met iemand die een kloostergelofte aflegt. Je leven is helemaal voor God. Je bent in levenden lijve een vertegenwoordiger van God. Zo iemand moest de zoon van de naamloze vrouw worden. God bereidt redding voor!

Die zoon wordt geboren, ze noemen hem Simson. ‘Zonnetje’ betekent die naam… Was Simson het zonnetje in Gods huis? Het werd een rauwe vechtersbaas, een randfiguur, oersterk maar met een zwak voor vrouwen. Toch lees je, dat hij ‘voorspoedig opgroeit’. God zegent hem. Die ruwe pitbull terriër heeft een speciaal plekje in Gods hart! Wonderlijk, niet? Gods liefde, je zult die nooit echt begrijpen. Simson lijkt zelf wel zo’n Godverlater, zoals wij die vandaag veel zien. Hij lijkt meer op kerkverlaters dan op kerkblijvers. Wij zouden hem misschien wegsturen, of minstens weg-kíjken. Wat moet die vreemde snuiter hier, in onze kerk?!

Hoe dan ook, God zegt: hij zal een begin maken met de bevrijding van de Filistijnen. Die Filistijnen, die waren een eeuw eerder neergestreken in de kuststreken. Waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen, is onzeker, men denkt uit de buurt van Kreta en Griekenland. Het is zelfs denkbaar dat de naam Palestina en Palestijnen komt van de Filistijnen. Al ga ik niet zo ver te beweren dat de Palestijnen vijanden van Israël zijn omdat ze zouden afstammen van de Filistijnen. Daarvoor ligt er te veel geschiedenis tussen en liggen de verhoudingen nu totaal anders. Hoe het zij, de Filistijnen zijn de horzel in de pels van Israël, de kuststrook van Gaza was ook toen al een gevaar in de flank.

Wat ten slotte nog wel even aandacht vraagt, is dat God zegt: hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen. De manier waarop Simson een bevrijder is, is totaal anders dan bij andere ‘rechters’. Rechtspreken heeft hij so wie so nooit gedaan, een autoriteit bij wie je raad ging vragen werd hij evenmin. Hij was alleen maar een oersterke vechter. Een streetfighter die van mooie vrouwen houdt en zo nu en dan een partij Filistijnen in de pan hakt, omdat ze hem toevallig in de weg lopen. Zo iemand die je liever niet tegenkomt op straat. Hoe kan God van zo iemand houden?! Maar dat doet hij. God doet hem geboren worden, God geeft hem kracht, God maakt door hem een begin met de redding van Israël.

Een begin. Want goed gekomen met Israël is het in de tijd van Simson nooit. En eigenlijk daarna ook niet. Als je de geschiedenis verder volgt, moet je concluderen dat Gods volk een bijeengeraapt zooitje mensen is, die liever afgoden volgen dan de God van het verbond. En toch is het Gods geliefde volk, de mensen die hij in zijn hart draagt. Zo zelfs, dat hij zijn eigen Zoon ten slotte stuurt. Die niet maar een begin maakt met de redding van Gods volk, maar die die redding af maakt. Totaal. Zodat ook wij, zelfs wij, kerk in een van God losgeslagen wereld, bij hem mogen horen. Zijn wij al vrij van onze afgoden? Och mensen, nee!

En toch heeft God je lief! Simson was het zonnetje in Gods huis, wel een aparte zon. Maar God zelf gaf ons de Zon der gerechtigheid, zijn Zoon. Door hem is er hoop. Aan hem zie je: aan God zal het niet liggen. God is trouw!

Amen.

 

Rechters 13, 5 Rechters 13, 5

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *