Volwassendoop? Kinderdoop? Familiedoop!

 

Wat prachtig is het altijd, als er een kindje gedoopt wordt! En wat bijzonder, dat nog altijd de meeste ouders daar bewust voor kiezen! Voorafgaand aan een doop is er vaak een gesprek, waarin het over die keuze gaat. Zo krijgen die bekende woorden voor de doopbediening des te meer betekenis: “(Geliefden etc.), in geloof moeten we de doop verlangen en niet uit gewoonte of voor de vorm. Daarom vraag ik u eerlijk (‘oprecht’) te antwoorden op de volgende vragen…” Toch krijg ik ook wel ‘s de indruk dat sommigen de babydoop min of meervanzelfsprekend vinden. Maar dat is het allesbehalve: hoe kan een kind dat nog niet gelooft, toch bij God horen? Die vraag die onze Baptistische medechristenen ons soms stellen, is terecht.

Geloofsdoop?

Want de Bijbel is duidelijk: alleen door te geloven hoor je bij God. In Handelingen zie je steeds mensen gedoopt worden als ze tot geloof gekomen zijn. Het Nieuwe Testament kent geen kinder- maar alleen de geloofsdoop. Zitten gereformeerden al eeuwen op het verkeerde spoor?

Voor een antwoord op die vraag kijken we naar Romeinen 4. In deze hoofdstukken heeft Paulus het over hoe God je als rechtvaardige aanneemt. De Israëlieten kenden z.g. rechtvaardigen, mensen die zich nauwgezet aan de wet houden. Als je je aan de geboden houdt, ben je in Gods ogen een goed mens, rechtvaardig. In het Nieuwe Testament wordt dat anders, lazen we in Rom. 3: “Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar.” “God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven.” Niet het doen van Gods geboden, maar geloven in Christus als je redder! Dat maakt een mens een rechtvaardige in Gods ogen. Want goed leven, dát redt je niet. Een perfecte rechtvaardige word je nooit. Er is maar één echte rechtvaardige: Jezus Christus. Door op Hem te vertrouwen wordt zijn gerechtigheid ook de jouwe.

Maar… wás dat wel zo nieuw, ook voor de Israëlieten? Eigenlijk niet, en dat laat Paulus zien in Romeinen 4, aan de hand van het leven van Abraham. Het hart van dit gedeelte vinden we in de uitspraak, dat Abraham op God vertrouwde (vers 3). De Israëlieten konden dus niet zeggen dat dat rechtvaardige zijn door geloof nieuw was. Al ver vóórdat Israël de wet ontving, was dit zo! Ook toen was er meer nodig dan je aan de geboden houden: geloof, liefde, vertrouwen! Ook toen moesten mensen van genade leven, niet van eigen wetsprestaties. Kijk maar naar Abraham: hij vertrouwde op God en dát was voor God genoeg. Dát was zijn rechtvaardig zijn!

En dan komt het, dan stelt Paulus de vraag: was Abraham toen besneden, of niet? En het antwoord is: niet! Hij vertrouwde op Gods beloften, vóórdat hij besneden was. Dus weg met het waanidee dat het doen van de geboden een mens goed genoeg maakt. En weg met de illusie dat je besnijdenis genoeg is om bij God te horen. Paulus keert zich hier tegen joodse zelfgenoegzaamheid. Alsof uiterlijke gehoorzaamheid genoeg is, alsof het uiterlijke teken, besneden zijn, je redt. Nee, alles komt aan op je innerlijk, je geloof. Dat zie je aan Abraham, hij geloofde Gods beloften, al als onbesneden mens.

Met andere woorden: Abraham onderging een volwassen– of geloofsbesnijdenis! Naast de nieuwtestamentische volwassendoop staat dus de oudtestamentische volwassenbesnijdenis! Eerst geloven, dan besneden worden, dat is de Bijbelse regel! Net als in het Nieuwe Testament: eerst geloven, dan gedoopt worden. Precies wat ook Baptisten en evangelischen zeggen. De ware en Bijbelse doop is eerder de doop van volwassenen dan de doop van kinderen. Zo is de doop begonnen, net als de besnijdenis: bediend op geloof! Ik wil niemand in verwarring brengen, alleen maar dat we goed nadenken. Wij moeten nooit iets klakkeloos doen, omdat het altijd al zo was. We moeten ons bewust zijn waarom we kinderen dopen, waarom we dat tóch doen.

Want nu komt de volgende vraag. Abraham werd als gelovige besneden. Maar: werd hij besneden om zijn geloof? Nee, wel: op zijn geloof! Dit is geen haarkloverij, nee, hier komt een cruciaal verschil. Abrahams besnijdenis was niet een teken van zijn geloof! Nee, je leest in Romeinen 4, dat hij besneden werd als teken dat hij voor God rechtvaardig was! God bezegelt in die besnijdenis niet wat Abraham aan God geeft: geloof, vertrouwen. Het is andersom: wat God aan Abraham geeft, dat Hij hem aanneemt als rechtvaardige. Dát onderstreept God in die besnijdenis. De besnijdenis bezegelt niet Abrahams geloof maar wat hij op zijn geloof krijgt. Abraham geloofde, en dat rekende God hem toe als zijn gerechtigheid (zie ook Genesis 15,6).

Precies wat Paulus in Romeinen 6,4 ook van de doop zegt. De doop is teken van onze geloofsband met Christus. Waardoor je deel krijgt aan zijn dood en opstanding. Doop en besnijdenis zijn gelijk! Beide laten zien, dat je door geloof verbonden bent met God. Dat je door geloof wordt gered, geloof in Gods genade.

Geeft dit nu geen opening voor goed gesprek met Baptisten? Besnijdenis en doop staan niet tegenover elkaar. Als iets ‘uiterlijks’ tegenover iets ‘innerlijks’. Overal in de Bijbel vind je de waarschuwing, dat besneden zijn je niet redt. Het gaat niet om het uiterlijke teken, maar om de besnijdenis van je hart! Daardoor ben je met God verbonden en ontvang je zijn genade (zie bijv. Deuteronomium 10,16). Dat was in het Oude Testament niet anders dan in het Nieuwe. De apostelen schaften de besnijdenis dan ook niet af. De eerste christenen waren Joden, zij gingen in het begin gewoon door met besnijden. Dat werd pas anders, toen het ging over de vraag hoe dat met niet-joodse gelovigen moest. Toen werd beslist: niet-Joden die tot geloof komen, moeten niet eerst besneden worden. En dan krijgt de besnijdenis steeds minder betekenis, en wordt dopen steeds gebruikelijker.

Zeg dus niet té vanzelfsprekend en onnadenkend, dat de doop in de plaats van de besnijdenis kwam. Dat gebeurde pas geleidelijk. Wie besneden was, moest wel gedoopt worden. Maar wie gedoopt is, heeft geen besnijdenis meer nodig. Beide zeggen hetzelfde: door geloof ben je met God verbonden. Dan zal één van beide verdwijnen. En dat werd de besnijdenis. Niet omdat die iets ‘uiterlijks’ was, wel omdat die typisch bij het OudeTestament hoort. Besnijdenis ging om wat nog komen moest, dopen om wat gekomen is. Het bloed van de besnijdenis is als het bloed van de offers: het wijst vooruit. De doop wijst terug op Christus’ volbrachte offer. De besnijdenis is als een foto van iets ver weg. De doop zoomt in, zodat je scherp ziet waar het om gaat: om Christus en zijn Geest. Daarom hoort dopen bij het vervulde verbond. Daar kunnen we het met Baptisten over eens zijn.

Kinderdoop?

Maar de kinderen dan? Die vraag had ik nog laten liggen. Abraham werd besneden, als bewuste, volwassen gelovige. Hoe kan God dan vervolgens eisen, dat Abrahams zoon ook al besneden moest worden? Een week zelfs al na zijn geboorte?! Hoe kan God eisen dat Abraham zelfs alle mannen en jongens in zijn huis moest besnijden? Stapt God zo niet af van die lijn, dat je alleen door geloof bij Hem hoort?

Daarvoor moet je je eens afvragen waarom God juist dat teken van besnijden koos. Besnijden was een oud-oosters gebruik. Ook andere volken kenden dat (en nog!). Alleen, vaak was het een teken van vruchtbaarheid, van voortplantingskracht. Bij Abraham krijgt besnijden een totaal andere betekenis. Bij hem is zij niet teken van kracht maar juist van zwakte. In de jaren daarvoor had God Abraham ‘uitgeput’. Hij beloofde hem nageslacht, maar het werd steeds duidelijker dat dat niet meer zou gaan. Abram was bijna honderd, Saraï had de overgang al lang gehad.

Zie je waar God op uit is: op een wonder! Het kind dat geboren wordt, komt er niet door menselijke kracht, maar door kracht van God! Hij is het die dat machteloze huwelijk van Abraham en Sara toch weer inschakelt. Abrahams nageslacht komt Gods rijk niet binnen door geboorte. Het komt in de kring van Gods liefde door genade. En daar werden alle jongens en mannen levenslang aan herinnerd. Gods redding komt er alleen door de macht van God die roept. Besnijdenis betekent: je hoort bij God, alleen dankzij zijn genade. Vandaar Abrahams ‘volwassenbesnijdenis’: het begint met geloof. God begint bij de gelovigen. En pas via hen roept Hij de kinderen. Isaak kon nog niet geloven, wordt toch besneden. Zelfs Abrahams slaven worden besneden, ook zij horen bij Abraham de gelovige. God zegt dus: ook jouw zoon, zelfs je slaven, mogen delen in mijn genade. Zij hoeven niet eerst buiten de familie van God te blijven tot ook zij zelf bewust geloven. Zo ruimhartig is Gods uitnodiging: ze mogen allemaal vanaf hun geboorte daarin delen.

Familiedoop!

Zo roept God geen losse individuen maar hele huizen, families, een volk! En dat zie je nu ook in het Nieuwe Testament, als er wordt gedoopt. Ook dan ligt de nadruk op God die roept: “Voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen (Hand. 2,39)! Hetzelfde zie je in de vele voorbeelden van gelovigen die gedoopt worden mét hun huis. Zoals in I Kor. 1,16 (Paulus doopte het gezin van Stefanas). En Hand. 16 (als Lydia uit Tyatira en de gevangenisbewaarder in Filippi gedoopt worden). Dat zijn maar geen terloopse voorbeelden. Nee, ze zijn typerend: zo werkt God, dat is zijn ruime uitnodigingsbeleid. Precies zoals we Hem kennen uit het Oude Testament. Royaal en gastvrij trekt God mensen die het niet verdienen in de kring van zijn geliefden.

Daarom spreek ik liever niet van ‘kinder-doop’ maar van ‘gezins- of familiedoop’. Het gaat niet maar om telkens één kind, een individu, maar om een gezin dat bij God hoort. Gelovigen worden gedoopt, zij horen met hun gezin bij God, God roept families.

Ten slotte: is het dan niet meer belangrijk of je wel of niet zelf bewust gelooft? Baptisten zeggen: doop en geloof kún je niet scheiden. Terecht: en juist daarom laten we gedoopte kinderen niet aan hun lot over! Ze krijgen onderwijs, erop gericht dat ze zelf de keus voor Christus maken. En wie die keus niet maakt wordt aangesproken. De doop is een voorschot, maar niet vrijblijvend. Juist daarom wordt de doop niet zo maar bediend. Ouders moeten echt gelóven om hun kind te kunnen laten dopen. En beloven, dat ze het de keuze voor Christus zullen leren.

Maar duidelijk is: niet jij zet de eerste stap, Gód komt naar je toe. En juist dit roept de meeste weerstand op. Moderne mensen hechten aan hun eigen keus: geloven is m’n eigen stap. Veel christenen spreken graag over wat ze noemen ‘je vrije wil’: jij kiest zelf voor God. Dat sluit naadloos aan bij het individualisme van vandaag. We verzetten ons tegen alles waar je niet zelf voor kiest. Dat God werkt via gezinnen en families staat daar haaks op. Ook daarom houd ik de gezinsdoop hoog, waar Baptisten die individuele keus benadrukken. Sterker nog, die gezinsdoop laat veel radicaler zien hoe God werkt. God roept geen losse individuen, Hij schept een volk!

Dat is nog ’s genade: Hij is een God van de ruime, brede uitnodiging. Daar ben ik diep van onder de indruk, jij ook? Dan willen we Hem hierom toch eeuwig eren en prijzen?!

Amen.

Liturgie

Bij God komen:

Votum & groet

GK2017 Ps. 105, 1 “Loof, loof verheugd de Heer der heren”

Bij Hem zijn:

Horen

Gebed

Lezing Heid. Cat. zondag 27

Bijbellezing: Rom. 3, 21-22; 4, 1-14

GK2017 Gez. 160 “Laat de kinderen tot Mij komen”

Preek

Danken

GK2017 Ps. 105, 5 “God zal zijn waarheid nimmer krenken”

Geloofsbelijdenis:

GK2017 Gez. 177 “Heer, U bent mijn leven, de grond waarop ik sta”

Dankgebed

Collecte

En weer gaan:

LB2013 Gez. 704, 1.3 “Dank, dank nu allen God”

Zegen

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *