Liturgie als offerdienst (n.a.v. Kees de Ruijter, “Neem mijn offer aan”)

“Offeren voelt vreemd voor een gereformeerde kerkganger”, zo opent De Ruijter. Dat komt allereerst, zegt hij, doordat offeren ook in de Bijbel zelf iets heeft van een ‘diepe vergeefsheid’. Offeren heeft eigenlijk nooit zin, omdat een mens God nooit kan geven waar God recht op heeft. Daarom is een belangrijk thema in de Bijbel: God geeft zelf wat hij van ons vraagt. Met het ‘offer’ van Christus als hoogtepunt daarvan.

In de geschiedenis wordt echter meermalen de vraag gesteld of de mens toch niet íets kan bijdragen. De Reformatie neemt resoluut afstand van die gedachte. Maar dat is dan ook in reactie op een middeleeuwse ontsporing van de offergedachte, alsof mensen ook maar enig gewicht in de schaal zouden kunnen leggen bij de eeuwige God. Toch schiet de Reformatie daarmee door: als je God niets te bieden hebt, wat is dan de betekenis en noodzaak van goede werken?

Om weer een evenwicht te vinden in ons geven en offeren, moeten we volgens De Ruijter afstand nemen van de gedachte dat wij iets doen of brengen, als we offeren. Offeren begint bij het kennen van God als de gevende. Ons leven krijgt zin als we dat plaatsen in het licht van de hemelse liturgie van Openbaring 4 en 5. Daar zie je de essentie van ons leven uitgebeeld. God, Vader, Zoon en Geest schenken zichzelf, geven leven, liefde en kracht. De mensen, de dieren, heel Gods schepping reageert daarop in aanbidding. Alles en iedereen op God gericht. In het Lam dat is geslacht voor onze zonden zien we permanent het beeld van de zichzelf gevende God. Als wij op onze beurt geven, offeren, dan doen we dat in antwoord op dat geschenk, en tegelijk met hem mee, in hem aan God. Offerend leven is dus in Christus zijn.

Zo kan offeren ook iets worden wat uit je hart, je binnenste, komt. Door de hele Bijbel heen worden we namelijk gewaarschuwd dat offeren niet voldoet als het iets uiterlijks blijft. Denk aan bekende teksten als I Samuel 15,22; Hosea 6,6/Micha 6, 6-8; Matteus 9, 13. En vooral aan de scherpe aanklacht in Psalm 50, die elke vorm van onoprechtheid in het brengen van offers op bijna ironische wijze aan de kaak stelt. Wat je als offeraar drijft, de vraag naar het motief, is en blijft essentieel. Het ware offeren gebeurt vanuit je innerlijke houding. Daar, in je hart, waar Christus woont door zijn Geest, brengt God zelf je leven weer terug in dat ‘geef-circuit’ waarin hij zelf de eerste was en is.

Maar hoe, vraagt De Ruijter vervolgens, wordt offeren dan echt een levenshouding bij ons? Hoe krijgen we het in de vingers? Hoe komt het tussen onze oren? Daarvoor moeten we, zegt hij, oefenen. Praktijkervaring opdoen dus. In het verleden hebben we de offergedachte te veel weg gerationaliseerd (‘offeren zit van binnen’). Romeinen 12, 1 zet ons op het goede spoor. Daar staat letterlijk: offer je lichaam aan God. Heel fysiek dus, offeren doe je met je lijf, zo krijgt het body.

Dit uitgangspunt helpt ons ook om eredienst niet te beperken tot onze zondagse samenkomsten. Het gaat om heel je levenspraktijk. Daarvan is de kerkdienst een representatie. Ook zijn kerkdiensten zo de uitbeelding of het voorbeeld van ons totale leven. En tenslotte is een kerkdienst niet een schouwspel, maar een spel waar je aan meedoet. Eredienst is leven, als het leven zelf!

De Ruijter ziet dit toegespitst op het avondmaal, brandpunt van onze ‘eucharistia’, ons lofoffer. Als we het avondmaal in ere herstellen, kunnen we dat zien als opstap of als praktische oefening voor een offerhouding in heel ons leven. ‘Oefenen in eucharistisch leven’, noemt De Ruijter dat. Dat maakt ons offerbewust en offerbereid. Want: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen” (Handelingen 20,35)!

Ik zie dit opstel als een soort meditatieve studie. Het brengt je bij God, Gods troon. Toen ik dit las, voelde ik: dit is heilige grond. Je kunt zo’n bijdrage dan bespreken en beoordelen op theologische merites. Zo heb ik het niet gelezen. Misschien ook omdat ik Kees de Ruijter ken als een man Gods, een Godvruchtig mens. Eerbied spreekt van deze bladzijden. Het helpt je voor te sorteren naar de juiste rijbaan, de afslag van de snelweg waar aparte regels gelden, naar het landschap van ons leven waar we 24/7 oog in oog met God, Coram Deo, leven.

 

(n.a.v. Kees de Ruijter, ‘Neem mijn offer aan’ Eredienst als offerende omgang met God; in: Koert van Bekkum e.a., Proeven van spiritualiteit. Bijdragen ter gelegenheid van 160 jaar Theologische Universiteit Kampen, Barneveld 2014)

 

(bespreking van deze hele bundel volgt)

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *