Kinderen de kerk uit (en weer in…)

Kinderen: hoe krijg je ze de kerk weer IN?

Op het weblog van mijn collega Ernst Leeftink lees ik zijn overwegingen om kinderen beter niet de kerk uit te laten gaan voor een apart programma, kindernevendienst, club of hoe het maar overal heet (lees het hier). Aanleiding waren enkele ervaringen en ontmoetingen, waaruit bleek dat kinderen uit de kerk halen niet zo moeilijk is, maar ze er (weer) in terug krijgen veel meer. Ik ben geneigd om hem dat toe te stemmen. Veel ouders willen, dat hun kinderen het leuk hebben bij kerk- en kerkdienst-gerelateerde activiteiten. Waarom? Omdat ze vaak bang zijn, dat hun kinderen de kerk niet meer leuk vinden. Maar dat is een behoorlijk contraproductieve motivatie. Ze dragen aan hun kinderen niet over waarom ze zelf naar de kerk gaan. Ze laten niet voelen wat dat voor hen zelf betekent. Wat kinderen daarentegen wel voelen met hun overgevoelige kinderantennes: papa en mama vinden het zelf lastig in de kerk.

Daarnaast vergeten veel ouders van jonge kinderen, dat hun kinderen eens puber worden (veel sneller dan je zelf soms door hebt), en daarna adolescent. Denk je dat je ze dan nog kunt motiveren? Als ze als kind al afgeleerd hebben in de kerk(dienst) er bij te zijn? Denk je echt, dat je ze dan nog kunt bij brengen dat met vreugde te doen, omdat je God gaat ontmoeten? Forget it. Het worden de toekomstige afhakers. Is er een kerk die leuk is voor kinderen? Vast wel, zoek en gij zult altijd wel vinden. Maar hoe maak je het ‘leuk’ voor pubers? En voor jongvolwassenen? Dat is nog veel en veel lastiger. Begrijpen wij wel echt waar pubers behoefte aan hebben? En waar de interesses van jongvolwassenen liggen? Wie veel met ze omgaat in onderwijs en catechese leert veel! Wie oudere kinderen heeft nog meer! En wie van zijn oudere kinderen niet leert, gaat de plank volledig misslaan.

Dit is het eerste serieuze probleem dat ik  hier aan de orde wil stellen: hoe krijg je ze weer terug? In dit artikeltje nog geen echt antwoord op die vraag, alleen een constatering. De vraag leg ik liever eens neer bij mensen die er verstand van hebben. En natuurlijk: bij ouders zelf. En allereerst: bij jongeren!

Toch denk ik dat een beetje weet waar zij op zitten te wachten: serieus genomen worden. Niet allereerst op allerlei ‘leuks’. Maar op mensen die oprecht (ja, oprecht!) in hen geïnteresseerd zijn. Mensen die verder komen dan die obligate vraagjes over ‘hoe gaat het op school, knul’, en dat soort geneuzel. Maar als je dit serieus aan wilt pakken, zul je snel genoeg merken dat echte belangstelling in het leven van de jongere helemaal niet zo makkelijk is. Hoe voorkom je, dat die jongere niet het gevoel krijgt ‘wat wil je van me’? Jongeren, zeker pubers, willen graag dat je met ze praat als gelijken. Zoals mijn vrouw altijd zegt: kinderen zijn ook mensen. Zeg niet: dat is een open deur. Want dat is domweg niet waar. Maar weinig mensen gaan met kinderen en pubers om alsof het echte mensen zijn. Serieus nemen is de kernhouding.

Dat geldt dan ook van kerkdiensten, catechese en prediking. Daarin moeten ze kunnen voelen: dit gaat over mij, hier merk ik dat ik begrepen word. Voorlopig ook voor mij nog steeds mooie woorden, maar onvoorstelbaar lastig. Ze blijven je als volwassene toch zien als iemand van de andere kant, van een andere wereld, de wereld van de volwassenen of zelfs (als je boven de 50 bent en grijs) de ‘ouderen’…

 

Serieus nemen

Terug naar het ‘kind-in(of-uit)-de-kerk’. Wat je ook doet, de kerk uit of juist niet, ook hier gaat het om dit ene: serieus nemen. Een tijdje geleden las ik een prachtig stukje over ‘het kindmoment’ in een PKN gemeente. Het tekent een tafereeltje op zondagmorgen. Dominee staat met een groepje kinderen bij de doopvont en vraagt: wat is dit, wie weet dat? Stilte. Een ongemakkelijke stilte. Die een ouder op een gegeven moment te veel wordt: “dat is een doopvont”, sist hij een kind in het oor. “Ja (zegt het kind), dat zie ik ook wel. Maar dat weet de dominee zelf toch ook wel?”

Vragen naar de bekende weg, dat is wat in vele goed bedoelde maar o zo tenenkrommende kindmomenten gedaan wordt. Als je vraagt naar wat iedereen weet, voelt een kind zich niet bepaald serieus genomen. Het voelt zich onzeker: wat wil die volwassene horen dan? Bovendien, als het kind dan toch iets zegt gaat de hele gemeente nog zitten lachen ook. Het denkt: wat heb ik nu weer voor geks gezegd? Genoeg reden om de volgende keer nog stiller te blijven!

Waarom doen we dit? Vinden kinderen dit fijn? Of vinden vooral volwassenen dit geweldig? ‘Kijk, toch hoe schattig!’ ‘Wat fijn dat we zoveel kinderen hebben in de kerk, niet?’ Wat willen we met dat kindmoment? Kinderen het gevoel geven: jij hoort er ook bij? Of de predikant helpen om de boodschap van zijn preek voor kinderen te vertalen? Of om de gemeente die preek op kinderniveau uit te leggen? Vragen die we elkaar eens echt zouden moeten stellen, voordat het zoiets wordt als ‘het hoort er nu eenmaal bij’.

Want hoort dit er bij? Is het zelfs wel mogelijk om soms heftige onderwerpen op kindniveau te brengen? Ik moet zeggen: sommigen slagen daar enorm goed in, dat is een ding wat zeker is. Als ik dat vindt, zeg ik het meestal ook wel even tegen die kindwerkers. Respect! Maar voelen kinderen zich op die plek daar op het podium wel echt op hun gemak? De allerkleinsten, och die huppelen er wel wat doorheen, onbevangen. Maar juist die onbevangenheid, die raken kinderen al gauw kwijt. Ze staan daar dan, wat schamerig, omdat hun ouders ze naar voren geduwd hebben. Ooit zag ik een lang meisje dat achter het groepje ging staan, door haar knieën zakte en dit het hele kwartier lang vol hield: om er maar niet met kop en schouders boven uit te hoeven steken… Wat had ik met het kind te doen! En wat zijn de volwassenen die daar allemaal gerieflijk op hun stoel zijn blijven zitten soms wreed, als er op een schuchter gegeven antwoord van een kind gereageerd wordt met een enorm lachsalvo! Denken wij heus, dat we hiermee onze kinderen winnen? Of gaat er een diep verzet in ze groeien misschien wel… Gaan ze niet denken: wanneer is dit voorbij en kan ik weer bij papa en mama gaan zitten?

Als we nadenken over hoe we de kinderen er bij betrekken in de kerk, laten we dan ook eens een serieus gesprekje met de kinderen zelf voeren hierover. Ouders kunnen dat al zelf doen in hun gezin. En wat doe je dan als jouw kind zegt ‘ik wil het niet meer’? Toch pushen? Of eerst eens goed luisteren naar wat dit bij hem/haar teweeg brengt, hoe hij/zij het ervaart. Dat is serieus nemen: vragen naar hoe je kind iets ervaart. Moeilijk zat om het daarover aan de praat te krijgen trouwens. En laat de kinderen nu eens zelf bedenken op welke manier ze zich bij de dienst betrokken voelen. Wat je ze dan kunt laten doen? Sommigen vinden het inderdaad leuk om iets voor te lezen, een kaars aan te steken, de diakenen te helpen met collecteren. Anderen juist helemaal niet.

 

En verder: visualiseren

Een belangrijke vraag hierbij is: wat is nu eigenlijk ons doel? Ik steek zelf heel laag in: het doel is kinderen er bij betrekken. Dat is dus (hoe kan het anders) ook heel ‘be-trekkelijk’! Met andere woorden: stel je er alsjeblieft niet te veel van voor! Sommigen zeggen: we moeten zorgen dat kinderen de preek ook begrijpen. Ik ken er in de kring van mijn collega’s 1 of 2, die dat inderdaad kunnen. Ze verstaan de kunst om kinderen op hun niveau de boodschap duidelijk te maken. Dat moet je in je vingers hebben, al kun je veel leren en moet je ook altijd veel wíllen leren. Maar over het algemeen vind ik het een zéér ambitieuze doelstelling: de boodschap overdragen. Wees maar blij, als volwassenen de boodschap al oppikken. Laat staan dat je kinderen die kunt bij brengen.

Nee, betrekken is be-trekkelijk. Dat wil zeggen: zorg dat er een paar momentjes zijn, waarop je kinderen even rechtstreeks aanspreekt. En zelfs dat is bijna ondoenlijk. Staande voor een zaal vol mensen zeggen: en nu, kinderen, ga ik iets speciaal voor jullie zeggen… Dat werkt totaal niet. Je zíet zelfs ineens helemaal geen kinderen meer! Ze duiken weg, ze zitten ineens verwoed te kleuren, ze kijken naar beneden. Kinderen kun je niet vanaf een podium (laat staan vanaf een hoge kansel!) aanspreken. De afstand alleen al is letterlijk een barrière. Dat zou dus toch weer voor een ‘podiummomentje’ pleiten: even een kringgesprekje.

Daarom moet je je daar niet te veel van voorstellen. Het zijn momentjes waarop je even hun aandacht trekt. Dat doe je vooral door te visualiseren. Iets wat ik zelf helemaal niet zo makkelijk vind (daarvoor moet je ook beeldend en niet-abstract leren denken, in je hoofd). Maar: visualiseren dat doe je niet alleen maar met plaatjes bij je praatjes. Zeker, een mooie foto of kleurrijk symbool op het beamerscherm helpt enorm. Aan de hand van het beeld onthoudt een kind iets van wat je wilde zeggen. Maar visualiseren is ook: beeldend vertellen. Voorbeelden gebruiken, en dan wel herkenbare. Alweer zo’n enorme klus om dat goed te doen. Want al gauw wordt het weer zo kinderlijk, Jip-en-Janneke-prietpraat waar kinderen zo weer doorheen prikken. Maar goed, hier ligt wel een sleutel naar het kinderhoofdje en -hartje.

 

De ouders!

En toch blijft het be-trekkelijk. Ga nou maar niet denken dat je de boodschap kunt overdragen. Nee, het zijn niet meer dan wat momentjes. En eigenlijk zijn die momentjes niet eens voor de kinderen op dat moment. Eigenlijk zijn die momentjes er vooral voor de ouders, de eerstverantwoordelijken. Zij kunnen die momentjes aangrijpen thuis, ongedwongen terugkomend op wat ze zo juist in de kerk beleefd hebben. Hoe neem je je kinderen mee, dat gaat vooral over wat draag je echt aan ze over, wat laat je echt aan ze merken en voelen (zie hier de preek die ik zomer 2014 hierover hield)?

En verder: ga bij het koffie drinken na de dienst niet doen alsof kinderen niet bestaan, zodat ze zich maar moeten zien te vermaken tussen al die benen. Kinderen zijn net mensen. Dat betekent dus, dat je ze ziet staan, net zoals je die broeder of zuster ziet, die daar staat met zijn ziel onder de arm. Stap eens naar een kind toe, naar een jongere. En knoop eens echt een gesprek aan. Laatst maakte ik mee, dat een kind van 4 op me afrende om iets te vertellen. Ik ging op mijn hurken zitten (die dingen heb je gekregen om met kinderen om te gaan). En het zei stralend: ik ben jarig! En ik heb een kasteel gekregen! Nou, daar hadden we toen even een leuk gesprekje over. En ik dacht dankbaar: als een kind hier in de kerk naar de dominee toestapt om dit heuglijke feit met me te delen, dan is er hoop…

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *