Gemeente zijn: Jezus’ geheim delen – Preek over Matteus 11, 25-30 (jaarthema 17/18 B/1)

Wat is het verschil tussen de kerk en een buurthuis of voetbalclub? Buurthuis of voetbal, allebei zijn ze er voor de ontspanning. Je leert mensen kennen, raakt bevriend, verbonden.

Is dat bij een kerk nou ook zo? Er zijn wijkkringen, sommige zijn vooral recreatief. Er is een soos, jongeren gaan op kamp, zo ontstaan vriendschappen. En je gaat naar de kerk: hoor je er bij, dan doe je mee. Zo voor het oog is er dus niet zoveel verschil, tussen buurthuizen, voetbalclubs en kerken. Ze lijken vooral een sociaal doel te hebben: vriendschap, ontspanning, gezelligheid.

Toch weet iedereen hier: er is een diepere laag. Dat je samen gelooft, God aanbidt, Jezus volgt. Is dat alleen een diepere laag, iets wat niet direct aan de oppervlakte ligt? Of merk je dat meteen als christenen elkaar ontmoeten? Herken je die diepe verbondenheid bij elkaar? En wat is dat dan? Hoe zie je dat dat meer is dan dat sociale, ontmoeting en gezelligheid? Laten we vanuit die vraag naar dit Bijbelgedeelte kijken. Hier vinden we iets van die diepere verbondenheid: Jezus die ons rust geeft.

Alleen de Zoon van God geeft vermoeide mensen rust

  1. Door hem ken je Gods geheim; 2. Bij hem is je leven niet zwaar.

1

Hot nieuws deze week: de AIVD hackte computers in het Kremlin en de Russische geheime dienst! Wie was stiekem niet een beetje trots: “waar een klein land groot in kan zijn”! Natuurlijk werd minister-president Rutte meteen bestookt met vragen. “Ik kan niets zeggen”, zo weerde hij zich af: geheim is geheim. God heeft ook een geheim. Maar dat geheim, dat mag iedereen weten.

Iedereen? Als je luistert naar wat Jezus zegt, zou je zeggen van niet. Deze lofprijzing, ineens midden in het verhaal, is wonderlijk. Jezus prijst zijn Vader. En dan heeft hij het over Gods geheim. Over iets wat verborgen blijft én dat wordt onthuld. Het blijft een geheim voor wie hij noemt wijzen en verstandigen. Het wordt onthuld aan eenvoudige mensen.

Je zou dus zeggen: níet iedereen mag Gods geheim weten. En ook in vers 27 lijkt dat gezegd te worden: wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon; en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren. Dus hoe zit het nou: mag iedereen dat geheim kennen? Of alleen mensen aan wie de Zoon van God het wil toevertrouwen? Is het niet voor ‘hoogopgeleiden’, alleen voor ‘gewone mensen’?

Nee, dat bedoelt hij juist niet. Lees bijvoorbeeld even niet over vers 26 heen. In de oude vertaling stond daar het woord welbehagen. Gods welbehagen (Grieks eudokia), dat is zijn diepe verlangen om de mensen te redden. Oftewel: Gods liefde, zoals ook verwoord in dat bekende Joh. 3,16: God had de wereld zo lief, dat hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. God heeft een geheim: het geheim van zijn liefde. En het is zijn diepe wens, dat iedereen, de hele wereld, die zal kennen. Die is juist níet voor een klein select groepje. Dat geheim, zijn liefde, wil God delen, met iedereen, met de hele wereld.

Alleen, hoe kom je dat geheim te weten? Om díe vraag gaat het hier: hoe kom je daar achter? Níet dus door ‘wijsheid en verstand’. D.w.z.: niet door wetenschappelijke kennis of technisch vernuft. Mensen kunnen tegenwoordig veel, je zou zeggen: zowat alles. Deze week was ook in het nieuws: Chinese wetenschappers hebben apen gekloond. De media waren meteen in opperste staat van opwinding: misschien straks ook mensen…? De mens ontrafelt stap voor stap de geheimen van Gods schepping, zo knap zijn ze dus. Maar wat ze met al die wetenschappelijke kennis nóóit te weten zullen komen… Gods geheim, zijn liefde! “In geen menshart opgekomen” (I Korinthiërs 1!). Dat geheim vindt zelfs een kind. Dat geheim kunnen gewone mensen kennen. Niet door geleerdheid of technisch vernuft, maar op een totaal andere manier.

Hoe? Daarvoor, zegt Jezus hier, moet je bij mij zijn! Dat zegt hij in vers 27: Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand behalve de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon. Hier heeft Jezus het over de intieme relatie die er is tussen de Vader en de Zoon. Zij zijn onafscheidelijk, ze vertrouwen elkaar alles toe. Alles: heel Gods grootheid, glorie, almacht, de Zoon kent het. Hem, hem alleen, vertrouwt de Vader dat alles toe. Vader en Zoon delen die Goddelijke rijkdom met elkaar. En nu is het grote wonder: ook jij en ik mogen in die Goddelijke liefde delen. God laat ons zo maar binnen in die gemeenschap, tussen Vader en Zoon.

Wil je God, zijn geheim, zijn glorie, kennen? Dan moet je dus zorgen dat je Jezus leert kennen. Hij onthult je Gods geheim. Mijn vraag aan u en jou vanm. is: ken jij/kent u dat geheim? Weet jij wie de Zoon is, en door hem wie de Vader is? Alleen de Zoon weet wie de Vader is. En: ieder aan wie de Zoon het wil openbaren! Je moet dus bij de Zoon zijn om de Vader te kennen, zijn Vaderhart vol liefde voor jou!

Het woord ‘weten’ of ‘kennen’ heeft in de Bijbel altijd te maken met vertrouwen. Elkaar intiem kennen: net zoals wanneer je verkering hebt, of getrouwd bent. Zo mag jij God persoonlijk kennen, veilig en geborgen zijn bij hem. En dat geheim ken je alleen door de Zoon: door te geloven dat hij je redder is.

2

Dat zie je nu ook in die uitnodiging van Jezus: kom naar mij! Want wie nodigt hij uit? Allen! Er staat niet maar ‘jullie’ (NBV) maar ‘allen’, eigenlijk. Dus alweer: Gods geheim is niet alleen maar voor een select groepje. In de hoofdstukken hiervoor ging het over allerlei mensen die door Jezus genezen werden. Maar Jezus’ uitnodiging is niet alleen voor mensen met problemen, moeiten.   Nee, hij nodigt iedereen uit: allen. Zijn uitnodiging is heel algemeen. Zoals we zagen, toen het ging over Gods ‘welbehagen’: zijn wil om alle mensen, de hele wereld, te redden.

Allen die vermoeid zijn en belast. Er is in de hele wereld geen mens die níet onder zware lasten gebukt gaat. Alle mensen hebben het zwaar. Dat is hoe Jezus het mensenleven typeert, heel algemeen, wereldwijd. Zo ziet het leven op aarde er uit: zwoegen, zware lasten met je mee sjouwen. Dat geldt niet alleen voor mensen die levensmoe zijn, depressief, of suïcidaal. Ook niet alleen voor zieken, gehandicapten, mensen die zijn ‘afgekeurd’ (wat een rotwoord!). Nee, dit is het leven, het leven van iedereen: hard ploeteren, zware lasten met je meezeulen. Keihard buffelen, en dan breekt het je soms nog bij de handen af.

Is dat pessimistisch, zwartkijkerij? Misschien ervaar jij het leven helemaal niet zo, niet op dit moment. Je hebt een prima leventje, leuke vrienden, plannen, idealen, de wereld aan je voeten. Maar Jezus weet hoe het leven echt is: een zwaar bestaan. Want we leven onder de vloek van Gen. 3. Toen de zonde de wereld en het hele leven bedorven heeft. Toen er ziekten kwamen, verdriet, verlies, dood. Toen werken stress werd, en mensen burnouts konden krijgen. En vroeg of laat zullen we het allemaal voor de kiezen krijgen. Weer een operatie, eindeloze chemokuren, weer pech en tegenslag, gebrokenheid. Wanneer houdt het een keer op, verzucht je soms.

Is er een oplossing? Het antwoord is Jezus’ uitnodiging: Kom bij mij, neem mijn juk op je, leer van mij. Een juk, dat kennen wij niet meer. Het was een soort balk, met een pasvorm die op nek en schouders paste. Daaraan kon je zware lasten dragen: emmers of tonnen. Jezus’ juk op je nemen, dat is: je aan hem onderwerpen. Je leven in zijn hand leggen, je aan hem toevertrouwen. Dat is geloven: jezelf uit handen geven, Jezus de leiding geven.

Je vertrouwt je dan wel toe aan hem die zegt (vers 29): ik ben zachtmoedig en nederig van hart… Je vertrouwt je toe aan een machtige koning, maar wel één die allereerst nederig was, een dienaar. Bij hem ben je dus veilig. Hij belast je niet met iets wat je niet dragen kunt. Hij neemt alles van je af.

Echt alles? Ziekte, pijn, verdriet, dood? Ja, hij geeft zijn leven, sterft voor je zonden. Hij stond op uit de dood: hij overwon het kwaad. Hij geeft je een nieuw leven: nieuwe hoop, kracht, moed. Dus: rust. Je mag geloven: ik ben bevrijd. Bevrijd van alle lasten van het leven.

En nu kom ik terug bij de vraag waarmee ik begon. Er is veel overeenkomst tussen een kerk en een buurthuis of voetbalclub. Sommigen hebben in de kerkgemeenschap het grootste deel van hun sociale leven. Maar Jezus schept een nieuw soort gemeenschap. Mensen die Gods geheim met elkaar delen. Die leven uit zijn rust. Herkennen we dat bij elkaar? Delen we dat met elkaar, op al die momenten waarop we elkaar ontmoeten? Wat maakt, dat we soms niet verder komen dan de bovenlaag, van sociaal contact? Gods geheim delen, dat is de diepe verbondenheid van een gemeente.

Dat helpt ons pas echt betrokken op elkaar te zijn. Durf jij het aan: om bij de ander te zoeken naar die diepere laag? Dóór te vragen waar hij/zij rust uit put? Wat Jezus voor hem/haar betekent? Want wie Jezus kent, die kent de Vader. In zo iemand herken je Jezus zelf: zachtmoedig, nederig, dienstbaar.

Amen.

Matt. 11, 25-30 (kindmoment) Matt. 11, 25-30 (pres. jaarthema) Matt. 11, 25-30 Matt. 11, 25-30 Matt. 11, 25-30 (handout)

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *