Moet de kerk laagdrempelig zijn?

Attractief

Attractief of incarnatief? Dat is de discussie waarover het hier gaat. Je vraagt je misschien af: wat ’n termen! Maar na even nadenken toch wel bekend. Eerst dat woord attractief: dat moet de kerk toch zijn: aantrekkelijk voor ‘buitenstaanders’?

Ik kom er steeds meer achter, dat we ons daarmee vergissen. Zie de kerk maar gerust als een gebouw op een berg, een steile berg ook. Je moet wel erg gemotiveerd zijn om helemaal naar boven te klimmen. Hoe attractief we het ook maken, het blijft een hele klim.

Een aantal decennia terug kwam HUP op: Homogeneous Unit Principle (ontwikkeld door de vader van de Church Growth Movement, Donald McGavran). Dat ging ervan uit, dat je mensen alleen met het evangelie bereikt met mensen van hun eigen ‘soort’. Bekend is het voorbeeld van ‘Spaans sprekende taxichauffeurs in New York’: een cultuur op zich! Hoe bereik je die mensen: alleen via één van hen, iemand van hun eigen subculturele groep.

HUP: ‘Spaans sprekende taxichauffeurs in New York’

Maar er kwam kritiek op HUP, o.a. van de invloedrijke zendingsdeskundige David Bosch. HUP-Gemeenschappen zouden te weinig open staan voor diversiteit en veelkleurigheid. En die kenmerken toch de kerk van Christus?

Maar, zo vragen huidige zendingsdeskundigen: wat is dan het alternatief? Want degenen die deze kritiek hebben, zeggen wel te staan voor een veelkleurige kerk vol mensen van verschillende (sub-)culturen, in werkelijkheid bestaan hun kerken voornamelijk uit blanke middenklassers met een gezin. En dus zijn zulke kerken voor donkergekleurde mensen, laagopgeleiden met een minimuminkomen, en singles, als kerken op hoge stijle bergen.

“Westerse kerken: blanke middenklassers met een gezin. Voor gekleurde mensen, laagopgeleiden of singles nog steeds steile bergen, een hele klim!”

De nieuwe beweging in zendingsland pleit daarom voor een andere benadering: kerk, kom van die berg af. Verlaat je eigen comfort zone, en begeef je in die ‘andere’ wereld. Maak vrienden in het café op de hoek, word lid van de plaatselijke club van mensen met radiografisch bestuurbare vliegtuigjes, organiseer een straatbarbecue.

 

Incarnatief

Michael Frost (in: The Shaping of Things to Come) noemt het voorbeeld van een vriend, ook christen, die voor z’n verjaardag een parachutesprong cadeau kreeg (waarom doen mensen dat?!). Met zijn vrouw toog hij naar een vliegveldje, een paar uur rijden. Onderweg zagen ze donkere wolken verschijnen, en bij aankomst onweerde het. De sprong ging niet door, maar ze waren na zo’n end rijden van harte welkom in de hangar. Binnen zaten zo’n veertig mensen, allemaal ‘skydivers’ en ‘base-jumpers’, hun vrouwen zaten te babbelen, kinderen speelden in de hoek van de hangar, een aantal mannen prutste aan vliegtuigmotoren. De volwassenen zaten aan een grote tafel, dronken koffie en deelden lekkere hapjes uit, die ze meegenomen hadden. De sprong ging niet door, maar ze werden hartelijk uitgenodigd om als ze wilden vaker op zaterdagmorgen te komen. En ineens wisten ze het: al onze vrienden zijn van onze eigen kerk, ons hele sociale leven speelt zich binnen de gemeente af! Wat zijn wij eigenlijk aan het doen! Zout der aarde zijn? Nee, zoutklont! Vanaf die zaterdag zaten ze regelmatig aan tafel met die springmensen, een apart slag.

“Ineens zaten we elke zaterdag aan tafel met een club skydivers en base-jumpers… En we zeiden tegen elkaar: wat zijn wij? Zout of zoutklont?”

Dit is nu een voorbeeld van dat tweede ‘moeilijke’ woord: incarnatieve kerk. Dat woord komt van incarnatie, dat betekent ‘vleeswording’. Dit woord brengt ons naar Johannes 1: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid” (Johannes 1,14 oude vert.). Incarnatie is: Gods Woord werd vlees en bloed in zijn Zoon die mens werd. God blijft niet ver weg, maar komt “onder ons wonen”. En hij is niet ver weg en hoog verheven, maar vernedert zich door een dienaar te worden die sterft aan het kruis (Filippenzen 2,8). God wordt één van ons, hij deelt in ons menszijn. Hij wordt een local: Jezus van Nazaret. Een Jood: besneden op de achtste dag. Eén met een particuliere menselijke geschiedenis en cultuur.

 

Kerk: kerk in de marge

En nu zullen we begrijpen waarom nieuwe zendingsbewegingen pleiten voor een ‘incarnatieve’ kerk. Kerk en christenen moeten uit hun eigen comfort zone komen, van die berg af, de wereld in van ‘Unchurched Harry and Mary’, Henk en Ingrid zeg maar (naar het boek “Inside the Minds of Unchurched Harry and Mary”, van één van de pastors van de megakerk Willow Creek Community Church in een suburb bij Chicago, waar ik in 1997 The Church Leaders’ Conference bijwoonde).

Dit betekent dus, dat het verbreiden van het evangelie niet moet uit gaan van een ‘kom-’ maar van een ‘ga-’ model. Er zijn heel wat mensen die op zoek zijn maar de meesten zullen de stap naar de kerk ervaren als vele bruggen te ver. Doorgewinterde gelovigen stappen zonder nadenken elke zondag over die kerkdrempel. Voor de meeste mensen is die drempel geen drempel maar een muur.

Ik hoorde over de oudereninloop van buurtcomité Zeehelden, elke maand in ons kerkgebouw, dat heel wat mensen regelmatig zeggen: ik zou best eens op zondag in de dienst willen komen. Zo goed als niemand deed dat ook werkelijk. Nieuwsgierig is men wel, de stap zetten om echt naar binnen te gaan, die stap is gigantisch.

Daarom moet de kerk niet zo nodig laagdrempelig willen zijn. Dat is oud denken, dat uit gaat van de centrale plaats van de kerk in de samenleving. Men noemt dat de kerk van het tijdperk van het ‘Christendom’, een Engelse term voor de Constantijnse Kerk. Vanaf de eerste christelijke keizer werd de kerk een machtsinstituut, verbonden met het establishment. Nog steeds hebben veel christenen dat beeld: als mensen nieuwsgierig zijn, dan kunnen ze toch komen? “De deur is los”, zeiden ze dan in Twente.

“Als ze nieuwsgierig zijn, kunnen ze toch binnen komen? De deur is los!”

Maar de kerk staat inmiddels in de marge van de samenleving. Wie nieuwsgierig wordt, moet een hele weg gaan, een zoektocht afleggen. Authentieke gelovigen hebben ze dan nodig, die hen begeleiden op die vaak lange weg. Kerkdiensten zijn dan letterlijk te hoog gegrepen. Bovendien is het goed om iets over te houden van die ‘klim’. Dat je gemotiveerd moet zijn om naar binnen te gaan. Dat past bij de woorden van Jezus over het koninkrijk der hemelen, over de smalle weg, de nauwe poort, het oog van de naald. Daar binnen is iets, een geheim, het mysterie van het geloof, de verborgen omgang met God. Nieuwe gelovigen worden letterlijk ‘toe-treders’, doordat ze een drempel moeten passeren, een rite de passage ondergaan (belijdenis en doop). Daar maken ze een echte keus, daar nemen ze een essentiële beslissing, daar beloven ze echt commitment.

 

Kerk zonder muren

Ik zie een kerk voor me zonder muren. Alles draait om het hart, het centrum Jezus. Maar niet ieder bevindt zich al in of dicht bij dat hart. Velen zoeken, anderen twijfelen, weer anderen krijgen nog onderwijs gericht op die keus. De kerk is dus vloeibaar: er is in- en uitstroom. Hoe dicht sta jij al bij het hart? Zo gezien is er geen ‘buiten en binnen’, maar zijn er concentrische cirkels, ringen van betrokkenheid. Vanuit het hart weer de wereld in. Want: hij motiveert. Motiveren is in beweging brengen. De kerk een beweging. In beweging door én voor Jezus!

 

(2011)

 

 

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *