Jongeren vinden hun kerk tof! Welke jongeren?

EO-onderzoek

Uitkomst van een EO-onderzoek onder jongeren: jongeren 20+ vinden hun kerken wel tof. Wie zijn die jongeren? In het ND van 20 febr. jl. wordt een aantal van hen aan het woord gelaten. Het zijn betrokken jonge gelovigen, die bij een kerk horen waarin ze zich thuis voelen. Ze voelen zich thuis omdat ze betrokken worden in activiteiten. Ze mogen zich inzetten met hun talenten en voelen zich ingeschakeld. Zulke kerken doen het goed blijkbaar.

Het onderzoek is uitgevoerd door EO-jongerenmagazine BEAM, de respondenten zijn kennelijk vooral aangesloten of geïnteresseerde jongeren. Een positief betrokken onderzoeksgroep dus. Maakt dat het onderzoek nog wel geloofwaardig? Mij verbaast deze uitslag nogal. Gaat het hier niet om jongeren die vrij aardig mee komen in de kerkelijke cultuur? Is het niet een beetje voorspelbaar wat deze jongeren van hun kerk vinden?

Ik zie hen ook in mijn kerk. Ze ontbreken niet in de diensten, vinden de sfeer in hun kerk prima en sociaal zitten ze lekker in een vriendenkring die grotendeels uit eveneens kerkelijke jongeren bestaat. Niet echt verrassend dat zij het wel naar de zin hebben in hun kerk. Bovendien heeft de kerk het nodige aanbod aan jeugdwerk en -activiteiten. Het is best ‘gezellig’ in de kerk voor deze jongeren.

Andere jongeren

Maar er is ook een andere groep. Jongeren waarvan we doorgaans niet veel horen. Dat is ook geen wonder, want ze zijn er niet meer. Dat wil zeggen: ze zijn bij de kerkgemeenschap niet meer in beeld. Ze komen niet in de kerk en zijn vaak ook niet te zien bij andere kerkelijk gerelateerde activiteiten. En dus word je als gemeente ook niet geconfronteerd met hoe zij de kerk ervaren. Als je ze niet ziet en ook niet meer persoonlijk kent, horen we ook niet wat hen drijft of bezig houdt. Sterker, er kan zelfs een wat negatieve houding ontstaan ten opzichte van hen: omdat ze niet meer ‘komen’, zien we hen al gauw als ‘kerkverlaters’, die dus de ‘verkeerde’ kant op gaan.

Toch meen ik, dat we ons daarmee een kans tot kritische zelfreflectie onthouden. Voor deze groep jongeren is de kerk niet hún kerk. Ze voelen zich er niet innerlijk mee verbonden, omdat de kerk beter lijkt aan te sluiten bij oudere generaties. Ze ervaren de kerk meer als een instituut van 50-/60-plussers: generaties die zich thuis voelen bij een ‘nette’ kerk met een bepaalde mate van institutionele orde, en die hechten aan vertrouwde structuren zonder al te veel verrassingen en onverwachtse ontwikkelingen.

Maar zijn die jongeren die van de kerk vervreemden ongelovig? Die gevolgtrekking zou onjuist zijn, een fatale vergissing zelfs! De kunst is om met deze jongeren in gesprek te komen. In de praktijk gebeurt dit echter veel te weinig. Wie neemt nu het initiatief om met deze zogenaamde ‘kerkverlaters’ persoonlijk contact te maken? Inderdaad is dat vaak lastig, men ervaart een drempel om die stap te zetten en ook houden die jongeren zelf vaak zulke contacten af. Gesprek komt dus vaak moeizaam tot stand.

Hoe komt dat? Deze jongeren hebben soms niet zo veel vertrouwen meer in deze contacten, voelen zich daar vaak niet veilig bij. Durven wij het aan onszelf de vraag te stellen wat daarvan de reden kan zijn?

Het doel van je contact

Daar kom je mogelijk achter, als je jezelf de vraag stelt: wat wil ik, als ik contact zoek met jongeren die van de kerk vervreemd geraakt zijn? Wat is mijn doel als ik met hen in gesprek ga? Er zijn zeker ouderlingen en soms enkele andere gemeenteleden, al dan niet met een jeugdwerk-opdracht, die heel erg hun best doen om met die jongeren in contact te komen. Maar waar ben je dan op uit, wat hoop je te bereiken?

Het komt nog steeds voor, dat het hoofddoel lijkt te zijn: ze moeten weer ‘in de kerk komen’. Als ze die stap maar zetten, komt het goed, lijken velen te geloven. En daarnaast is de aanleiding waarom we contact zoeken soms al bij voorbaat een hindernis. Dan is er bijvoorbeeld sprake van gedrag of keuzes waarom we menen dat zij ‘vermaand’ moeten worden. Een jongere woont bijvoorbeeld samen, vaak ook nog met een niet-gelovende partner. Ook hierbij is het de vraag: wat wil je bereiken? Ik heb dat nogal eens mis zien gaan: veelal is de eerste kennismaking van die ongelovige partner met ‘de kerk’ een onaangename ervaring. Hij of zij voelt zich afgewezen, niet geaccepteerd. Er wordt geen moeite gedaan om eerst eens te luisteren naar wie deze mensen zijn en wat hen beweegt. Laat staan dat er een kans is, dat je in gesprek komt over hun verhouding ten opzichte van God.

Kerkenraden voelen zich vaak erg verantwoordelijk in dit soort situaties. Vooral ten opzichte van de gemeente: alsof ze naar die kant hebben te verantwoorden hoe ze pastoraal handelen. Ook vindt men vaak, dat er ‘ingegrepen’ moet worden in situaties die niet volgens Gods geboden zijn, vooral om een daad te stellen naar andere jongeren. Maar is dit een houding van zoekende liefde? Zijn we dan echt benieuwd naar wat er in het hart van deze jongeren leeft?

Zoekende liefde

Wat is dan een goede houding, als je probeert met zulke jongeren in gesprek te komen? Het allerbelangrijkste is: zet jezelf allereerst eens voor de opdracht om te luisteren. Wat houdt deze jongere bezig, wat drijft hem of haar? Dus niet: waarom komt hij of zij niet meer in de kerk! Of: ze moeten begrijpen dat ze onchristelijk leven. Als dat je ‘belang’ is, zul je niet te horen krijgen wat hen echt bezighoudt. Ze zullen onherroepelijk het gevoel krijgen dat ze zich moeten verantwoorden, en bij voorbaat verkeerd zitten. Er ontstaat geen gesprek over hun zoeken, of over hun teleurstelling over het feit dat hun vragen geen ruimte kregen of dat er geen echte antwoorden werden gegeven, of over het feit dat ze zich door hun keuzes buiten de gemeenschap voelen staan en zich veroordeeld voelen.

Kerk is voor deze jongeren dan allang geen veilige plek meer. Maar als je erin slaagt met hen in gesprek te raken over God en over geloven in de samenleving en wereld van nu, dan krijg je de meest boeiende, en vooral relevante gesprekken! Waar komt toch die nooit echt uitgesproken veronderstelling toch vandaan, dat jongeren die niet meer ‘in de kerk komen’ eigenlijk al zo’n beetje verloren zijn en dat je hen maar beter kunt uit- (en af-?)schrijven? De kerk is er toch niet om haar ledenbestand te screenen op ‘kerkelijk gedrag’, maar om mensen, oud en jong, te helpen God te vinden en Christus te volgen? De kerk is toch Christusgemeenschap?

Wat betekent dat laatste? Dat er ruimte is voor iedereen, en dat we dat niet alleen met de mond belijden maar echt in praktijk brengen door sommigen die niet helemaal binnen de lijntjes lopen op te zoeken en naar ze te luisteren. Vanuit een houding van hen te willen leren in plaats van te be-leren. Vanuit oprechte belangstelling voor hun mening en inbreng. Zodat er een sfeer kan ontstaan waarin ook zij zich veilig en aanvaard kunnen voelen. Zet jezelf eens aan de kant, jouw agenda, jouw al dan niet uitgesproken doelstellingen. Zelfverloochening noemde Jezus dat. Om helemaal open te kunnen staan voor die ander. Op zoek naar zijn of haar diepste innerlijk, oprecht geïnteresseerd in wat hem of haar ‘bezielt’! Denk aan wat Jezus deed in zijn gesprek met de vrouw bij de put (Johannes 4)!

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *