Homo en christen (reflecties naar aanleiding van een moedig boek)

Weer een boek…

Een nieuw boek over homoseksualiteit in christelijk perspectief, was dat nodig? Je zult maar homo zijn en het zoveelste boek over jou ziet het licht, een dik boek zelfs. En er werd onlangs ook nog een hele studiedag aan gewijd. Het boek dat ik hier bespreek is dat van dr. Ad de Bruijne, Verbonden voor het leven. Bovenstaande vraag werd door een coreferent (zelf lesbienne) gesteld: “dit boek bungelde zwaar in mijn rugtas, toen ik hierheen fietste”…

Ook ik heb een heel plankje boeken hierover in m’n kast staan. Vanaf het moment dat ik als pastor in aanraking kwam met mensen die homo zijn, ging ik me erin verdiepen. Wat wilde ik: het doorgronden? Maar waarom zou ik dat willen? Alsof je een fenomeen bespreekt dat je probeert te begrijpen en waarover je een afgerond standpunt wilt innemen. Dit gaat niet om begrijpen of om theorie, dit gaat over mensen. Mensen die vaak al vroeg in hun leven ontdekten dat ze ‘anders’ zijn. En ieder die ervaart anders te zijn, voelt eenzaamheid, schaamte, angst. Omdat je niets liever wilt dan ‘er bij’ horen, níet anders zijn.

En ik kan me geen pastor voorstellen die daar niet door geraakt wordt. Als pastor zet je je hart open, omdat je dé pastor, de goede herder Jezus Christus, volgt. Hij liet niet vooral zijn hoofd maar allereerst zijn hart spreken. Hij was niet bezig met standpunten maar met mensen.

Het boek van De Bruijne doet beide: het denken wordt (fors) aangesproken, tegelijk blijft het hart de kern. Dat treft mij: dat samengaan van diep doordenken met gelovig zoeken naar wat Jezus’ ontferming voor mensen betekent. Het boek wordt door die ontferming beheerst. Wat mij betreft heeft het zoveelste boek over homoseksualiteit en kerk die meerwaarde: doordenkend vanuit de Bijbel, doorademd van die ontferming. En met moedige keuzes: een pleidooi voor ruimte voor homo’s in de kerk, aanvaarding door medechristenen, inclusief een relatie. Stevig onderbouwd vanuit en in het verlengde van de Bijbel. Maar of critici mij dat zouden nazeggen…?

Reflex of reflectie

Zij die een homoseksuele leefwijze afwijzen, doen dat omdat God deze een gruwel vindt. Maar zou het ook andersom kunnen zijn: dat we het ‘gruwelijk’ vinden en dan onze afkeer bevestigd zien door Bijbelteksten? Zo’n stukje zelfreflectie zou christenen sieren. Ga bij jezelf na wat je intentie is: ben je erop uit om voor christenen die homo zijn een begaanbare weg te zoeken, of gaat het om wat anders?

Nu is het best lastig deze motieven bij jezelf te onderscheiden. Dat heeft ook te maken met de fluïditeit van de ontwikkeling van seksualiteit bij iedere mens. De ontdekking van je seksuele identiteit verloopt vaak onbewust. Dat komt doordat we al van jongs af aan voorgesorteerd worden, door opvoeding en cultuur. Ben je een jongen of een meisje? In je opvoeding en omgeving zitten zoveel elementen die je daarin bevestigen (meisjes- of jongensspeelgoed, -spel en -kleding, gedrag dat je omgeving van je verwacht, etc.), dat de meeste mensen opgroeien met een soort vanzelfsprekende mannelijke of vrouwelijke zelfbeleving.

Dat er in de ontwikkeling van je seksualiteit ook fases zitten waarin je iets ervaart van andere mogelijkheden van intimiteit of intensiteit in relaties, wordt door deskundigen (maar ook vanuit de ervaring van velen) bevestigd. Op zulke momenten kan je ontwikkeling ook andere kanten uit gaan. Sommigen ervaren zelfs iets van een keus, bijvoorbeeld als de aantrekking naar een ander heel bewust gevoeld wordt. Wie dat als ‘gruwel’ afdoet, dreigt onvoldoende vertrouwd te raken met zijn eigen seksuele gevoelens. Deze kunnen dan onberekenbare krachten worden, die zo maar tot onwenselijke en grensoverschrijdende situaties kunnen leiden. Het is beter om je bewust te worden van je eigen seksuele ontwikkeling. Het maakt reageren vanuit die ‘gruwel-reflex’ op je gevoelens of gedachten die een andere kant op gaan wat minder vanzelfsprekend.

Bij een minderheid verloopt die ontwikkeling echter allesbehalve onbewust. Zij ervaren, vaak al op jonge leeftijd, een niet te ontkennen gevoel van anders zijn. Het is onmiskenbaar hun identiteit, hun zelfbeleving. Die dringt zich vaak zo sterk op, dat verandering ervan ondenkbaar is, al zouden sommigen dat op bepaalde momenten maar wat graag gewild hebben (zoals bijvoorbeeld ook Splinter Chabot schrijft in Confettiregen). Hoe zoeken we voor hen dan een begaanbare weg, als ze christen willen zijn en een plek hopen in te nemen in de christelijke gemeenschap? Terwijl ze om zich heen de ‘gruwel-reflex’ ervaren en hun homo-zijn alleen maar negatief en afwijzend wordt benaderd? Hunkerend naar warmte en aanvaarding vinden ze afwijzing, juist waar men zegt dat de liefde er woont.

Het nieuwe boek van prof. Ad de Bruijne Verbonden voor het leven zie ik dan ook als een moedige poging om wel een weg voor christenhomo’s te zoeken. Het zoekt een weg tussen die afwijzing én de dominante neoliberale moraal. Het stijgt boven beide uit: boven die primaire ‘gruwel-reflex’ én boven die vandaag overheersende ‘ontwerp-cultuur’. Van geen van beide kanten kan hij rekenen op bijval. Binnen de eerstgenoemde gemeenschap van zich orthodox noemende christenen hoorden we al snel de kritiek dat dit een bewijs is van het geestelijk verval dat toeslaat in de gereformeerde wereld. En van neoliberale kant kan de reactie zijn, dat De Bruijne wel een begaanbare weg zoekt, maar niet uitkomt bij volledige gelijkheid (bijvoorbeeld door het Bijbelse huwelijk als een man-vrouw-relatie te omschrijven).

Wat mij betreft is De Bruijnes boek allereerst een pleidooi voor die diepere reflectie in plaats van meteen aan de voorkant vanuit die reflex te reageren. De Bruijne toont m.i. aan, waar de argumentatie bij veel orthodox hetende christenen ontoereikend is. Dat doet hij op een aantal punten, waarvan ik er drie uitlicht: een aanvechtbaar beroep op de Bijbel, een ethisch ‘derde persoons perspectief’ en een eenzijdig beroep op de schepping.

Beroep op de Bijbel

Het beroep dat velen hier doen op de Bijbel is aanvechtbaar. In de Bijbel wordt gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer afgewezen en de man-vrouw relatie als door God in zijn scheppingswerk bedoelde exclusieve seksuele mogelijkheid beschouwd. Tot zo ver lopen de sporen van christenen parallel. De Bruijne toont volgens mij overtuigend aan, dat de in dit debat meestal aangehaalde Bijbelpassages die lijn wel bevestigen maar het verschijnsel van de homoseksuele identiteit niet raken. Eenvoudig omdat er in de Bijbelse tijden niet zoiets bestond als een homo-identiteit. We zijn dus genoodzaakt om in de lijn van de Bijbel verder te denken (zoals bij zoveel hedendaagse onderwerpen waarover de Bijbel niet rechtstreeks-letterlijk spreekt).

Nu kun je een discussie voeren over de vraag of die identiteit dan niet een liberale ontdekking of ‘uitvinding’ is. Maar daarmee zou je feitelijk beweren dat al die mensen die zichzelf homo voelen zich deze identiteit zouden hebben ‘aangemeten’ of er bewust voor hebben gekozen. Maar velen voelen zich vaak al van jongs af aan zo! Ze hebben daar absoluut niet voor gekozen, het is iets wat ze bij zichzelf herkennen en niet te ontkennen valt. Ook verandertherapieën of zelfs ‘genezing’ blijken niet te helpen. Dat velen deze als kwetsend en als miskenning van hun eigenheid ervaren, moet ons al genoeg waarschuwen. Er zouden best mensen kunnen zijn bij wie een bepaalde verandering optreedt, maar deze is vaak hooguit op gedragsniveau, zeker niet op identiteitsniveau.

Ook kun je een discussie aangaan over de betreffende Bijbelteksten zelf. Als ze niet zouden spreken over een homo-identiteit dan toch wel over homoseksuele praktijken of gedrag. Maar ook dan heb je nog geen antwoord gegeven op de vraag hoe homo’s dan met hun zo-zijn als christen kunnen leven. Behalve als je als christelijke gemeenschap accepteert dat we sommigen een last opleggen die ze ‘nu eenmaal’ en ‘van Godswege’ te dragen hebben, namelijk alleen blijven. Dat roept bij mij de vraag op die ook De Bruijne stelt: zijn er ook andere christenen die zo’n last te dragen krijgen? Prediken we ook hen toe, dat ze die van Godswege zullen moeten torsen? Is de last van ongehuwde hetero’s wel echt vergelijkbaar? En waarvoor zou zoiets ‘goed’ zijn? Op deze en dergelijke vragen heb ik nog niemand een overtuigend antwoord zien geven.

Ethiek van de derde persoon

Voor velen binnen de reformatorische wereld is ruimte voor homo’s inclusief relatie onbespreekbaar. Maar is onbespreekbaar een goede houding? Wie help je daarmee? Wie wíl je helpen? Dat brengt de bezinning door De Bruijne ook naar boven: door de vraag te stellen wie je eigenlijk wilt helpen. Anders gezegd: zoek je een begaanbare weg voor homo’s zelf binnen de kerkelijke gemeenschap? Of hecht je vooral belang aan een standpunt óver homo’s?

Op die vraag heb ik niet veel auteurs over dit onderwerp eerlijk zien ingaan. Het gaat erom: hoe help je homo’s echt met hun geaardheid en de vraag hoe ze daarmee als christen kunnen omgaan? De Bruijne maakt onderscheid tussen een eerste en een derde persoons perspectief of ethiek. Wat ‘we’ doorgaans doen is spreken in de derde persoon: hij/zij moet als homo z’n leven zo en zo inrichten. Maar hoe vind je een ethiek waarin de persoon zelf zijn keuzes kan maken in eigen verantwoordelijkheid? Of beter gezegd: hoe kan ik Christus navolgen? En hoe kan ook de ander geholpen worden in die vraag hoe Christus’ weg te gaan? Hoe kunnen wij samen de weg gaan van het Koninkrijk van God?

Dat ‘wij samen’ betekent ook dat we homoseksualiteit niet isoleren als een apart iets. Nee, als we ons zo concentreren op hoe homo’s zouden moeten leven, laten we dat dan ook doen op hoe we allen als christenen mogen leren omgaan met onze seksualiteit. En niet alleen met seks, want waarom zou je dat deel van het leven zoveel aandacht geven, en andere onderdelen van ons leven veel minder: je omgaan met geld, met Gods schepping, met waarheid, leugen en roddel, met gezag en macht, etc. Oftewel: met alle gebieden die de Tien Geboden (zoals velen ze graag noemen) bestrijken, de hele breedte van het mensenleven. Deze indringende vragen stelt De Bruijne, het wachten is nu op de eerlijke antwoorden.

Schepping en Christus volgen

En dat brengt me op dat derde: die eenzijdigheid zien we ook vaak terug in de manier waarop men zich in dit verband beroept op (de structuur van) de schepping. God heeft de mensen als man en vrouw geschapen en daarvoor het huwelijk bedacht. Dat is wat de Bijbel ons leert over het begin. Dat is dan toch ook een indicatie van Gods wil, stelt men. Dus een normatieve geschiedenis, die de structuren aanreikt voor heel de menselijke geschiedenis op aarde.

Ook dit beroep op de schepping geeft echter meer blijk van reflex dan van reflectie. Ieder moet toch inzien dat die schepping niet meer is wat ze geweest is? Met andere woorden: hoe ‘lees’ je de schepping correct? Zo zijn er christenen die op basis van de schepping een hogere positie toekennen aan de man boven de vrouw. Ze menen dat zo’n verschil wordt bevestigd door Bijbelteksten over de man als ‘hoofd’ en de vrouw als ‘onderdanig’. Ook wordt eruit afgeleid dat vrouwen geen leiding mogen geven in de kerk (en volgens sommigen ook niet in de maatschappelijk-politieke samenleving).

Maar zo’n beroep op de schepping is theologisch problematisch. Allereerst omdat de Bijbel vertelt over de zondeval, waardoor veel structuren en verhoudingen in het leven verstoord en ontspoord zijn (de ‘pure’ schepping bestaat niet meer). Zoiets kun je bijvoorbeeld aanwijzen in de verhouding tussen mannen en vrouwen. Een eenzijdige machtsverhouding lijkt ingebakken in de menselijke geschiedenis en culturen. Vrouwen zijn tot op de dag van vandaag overal ter wereld nog steeds in de verdediging. Ze worden geacht hun mond te houden als mannen spreken, en zelfs in de westerse geëmancipeerde wereld hebben heel wat mannen nog steeds moeite met vrouwen die veel kennis hebben of een duidelijke mening. Dan schieten ze vaak in de primitieve reactie van niet op de inhoud ingaan maar op hoe die vrouwen eruit zien. Verhoudingen tussen mensen zijn dus veelal ontspoord door wat we vanuit de Bijbel zondige structuren in de cultuur kunnen noemen. De schepping ‘lezen’ of interpreteren vraagt wederom veel onderscheidingsvermogen.

Daar komt bij, dat die schepping door nog een veel dieper ingrijpende gebeurtenis in een ander licht is komen staan: Gods reddingswerk dat Hij begon door Jezus Christus naar deze wereld te sturen. Zijn dood en opstanding hebben de schepping fundamenteel veranderd. Niet direct zichtbaar, wel in de manier waarop we zelf zicht op haar moeten hebben. Vanaf het moment van Christus’ overwinning van zonde en dood staat vast, dat deze wereld bezig is te verdwijnen. Dat deze schepping een wereld onderweg is, op weg naar de komst van Gods Koninkrijk.

En op weg naar dat rijk wordt alles anders. Zeker voor gelovigen, die niet meer van deze wereld zijn maar burgers van dat hemelrijk. De verbanden van de oude schepping zijn er nog altijd, maar ze zijn niet meer het enige, niet meer het doorslaggevende! Dat geldt ook van huwelijk en seksualiteit, van man of vrouw zijn, van slaaf of vrije, van Nederlander of Rus. Niet jouw geslacht, jouw positie, of jouw (aardse) nationaliteit zijn je eerste identiteit. Nee, een christen heeft in die zin een ‘dubbel paspoort’: burger van deze wereld, maar primair burger van Gods rijk.

Is het niet merkwaardig dat sommige christenen hier weinig gevoelig voor zijn? Laten zij zich misschien meer door Gods wet dan door zijn evangelie leiden? Die wet is er en bestaat nog steeds, Jezus zelf wilde er geen punt of komma van af doen. Maar tegelijk is er in Hem een nieuw bestaan begonnen, dat ons meer nog dan in het oude verbond leert te leven vanuit Gods liefde, vergeving en genade. Bij ons omgaan met Gods wet is niet die wet het eerste ontmoetingspunt tussen God en mens, maar zijn evangelie (mooi gezegd door De Bruijne op p. 370). Als we dat evangelie niet echt kennen of aannemen, blijven we in een wettisch soort geloven steken, waartegen met name de apostel Paulus in zijn brieven aan de christenen in Rome en aan die van de Galaten scherp stelling neemt.

En opnieuw, De Bruijne wil met homo’s die christen zijn meedenken over hoe ook zij de weg kunnen gaan van wat de Bijbel noemt de navolging van Christus. Hoe zij samen met allen die zich een Christusvolger weten de weg kunnen gaan op weg naar Gods Koninkrijk. Hij stelt dan ook de wat mij betreft moedige vraag: wat betekent hun homo-zijn in dat licht? Wat moeten en wat kunnen zij met die geaardheid als ze zoeken naar een begaanbare weg, een weg achter Jezus aan op weg naar Gods nieuwe schepping? Ik heb nog niet veel theologen die zoektocht zien ondernemen. De meesten van hen struikelen al meteen aan het begin van die reis over een paar teksten en geboden, en menen er dan klaar mee te zijn. Maar ik mis dan het oprecht verder zoeken naar hoe homo’s dan wél zouden moeten leven op die weg van navolging. Zet je hen daarmee niet letterlijk in de kou? Met als gevolg dat vele homo’s in de kerk geen plek meer zien voor zichzelf en deze gedesillusioneerd verlaten. Hoe zouden we daar ooit vrede mee kunnen hebben, als we geloven dat de kerk de plek is waar God zijn heil uitdeelt?

Te veel gevraagd?

Maar op dit punt zou het toch wel eens zo kunnen zijn, dat De Bruijnes voorstel veel orthodox geheten christenen niet direct meeneemt. Een homoseksuele relatie met ruimte voor het beleven van seksualiteit, hoe is dat christelijk te motiveren? En ik heb het dan niet over christenen voor wie zulke vragen een sinds lang gepasseerd station zijn. In sommige kerken is een homohuwelijk of -inzegening geen issue meer. En voor heel wat homo’s die christen zijn zelf is de uitspraak ‘God is liefde’ genoeg om alle bezwaren die er waren of nog zouden kunnen zijn af te doen. Maar ook daarvan kun je je afvragen of dat recht doet aan de worsteling die mensen ervaren die in alle ernst zoeken naar een Bijbels te verantwoorden weg én daarbij aansluitende keuzes die passen binnen de stijl van het navolgen van Christus. Zei ook Jezus zelf niet, dat Hij niet gekomen was om Wet of Profeten af te schaffen maar deze te zullen vervullen, zonder een punt of komma daar van af te doen? Dat levert ons minimaal een diepe worsteling op die we niet te makkelijk uit de weg moeten gaan. Dat dit voor homo’s een zware weg is, is helder. Juist daarom moeten zij in die zoektocht omringd zijn door een gemeenschap van barmhartigheid en liefdevolle ruimte.

En stel dan dat je zo ver komt dat je tot de conclusie komt dat het traditionele beroep op de Bijbel en de in dit verband vaak aangehaalde teksten inderdaad onvoldoende zijn (wat De Bruijne aantoont). En stel dat je ook inziet dat voor een christen de navolging van Christus de beginsituatie van de schepping overstijgt (ook dat is beslist sterke argumentatie bij De Bruijne). Komt dan de weg vrij voor een ‘voorstel’ zoals dat van De Bruijne? Dat inhoudt dat homoseksualiteit een vorm is van christelijke liefde (ik zeg het hier nu even heel compact)? Dan ga je immers van een negatieve beoordeling (homoseks als iets slechts) helemaal naar het andere ‘uiterste’: homoseksualiteit als iets prachtigs! Een voorbeeld van liefde zoals Paulus erover spreekt in I Korinthiërs 7, en Jezus in Mattheüs 19: homoseksualiteit als model van de toekomstige staat van de mens in Gods rijk. Is zo’n omslag voor de meeste christenen niet te veel gevraagd?

Ik snap de reserve van velen op dit punt. De weg die De Bruijne inslaat, getuigt niet alleen van moed binnen de christelijke wereld. Die positieve weg getuigt ook van een totale omdenking: niet langer wordt homoseksualiteit benaderd als een ‘deviatie’ in het kader van zondige gebrokenheid of gebrekkigheid van de oorsprongsschepping. Het wordt daarentegen gezien als een vooruitgrijpen op die nieuwe schepping, een voorpost van Gods rijk! Kunnen we als christenen meegaan in die denkrichting?

Dat vraagt nogal wat van de ‘doorsnee’ gelovige! Niet alleen vanwege de omwenteling waar je doorheen moet, ook omdat deze omdenking een volledig andere visie is op christelijke ethiek. Waarin niet de schepping, ook niet de Bijbel, maar het komende rijk van Christus en het denken in het verlengde van de Schrift doorslaggevend zijn.

Het is dan ook niet voor niets dat De Bruijne dit een ‘voorstel’ noemt. Het is een zoektocht. Dat líjkt op het je op glad ijs begeven. Immers, die traditionele tegenstanders lijken de goede papieren te hebben: de Bijbel, de christelijke traditie, de schepping. Laat je die veilige kaders los, waar sta je dan uiteindelijk op? Op een kwetsbare ondergrond van ‘verder denken in het verlengde van de Schrift’, van christelijk leven in het spoor van Christus op weg naar de komst van zijn rijk. Dat lijken geen ‘harde’ noties, maar boterzachte en even zo glibberige wegen.

En dat is nu precies wat ik moed noem. Deze weg inslaan doet niet allereerst een beroep op feitelijke niet te miskennen tekstuele ‘hardware’ maar op de software van de mens die Christus kent en Jezus’ liefde voor mensen. Daarmee zeg ik niet dat wie veilig bij die hardware wil blijven Jezus’ liefde niet kent. Wel beweer ik dat Jezus zelf ons voorgaat op een weg die niet bij voorbaat vastligt maar waarop het de opdracht is op zoek te gaan, naar een weg die voor allen begaanbaar is.

Daar zie ik het hart van De Bruijnes boek. Het schrijven ervan is gemotiveerd vanuit de wens een begaanbare weg binnen het christelijk geloof te vinden. En daar val ik hem volstrekt in bij. Er moet ons toch iets aan gelegen liggen een weg te vinden! We kunnen toch geen vrede hebben met alleen maar die afwijzende houding, die doorwerkt in de levens van zoveel (vaak jonge) mensen, met alle schade van dien! Het kan toch niet waar zijn, dat dát Gods wil is?! Nee, dat is ook niet waar! God wil niet dat mensen lijden vanwege hoe ze nu eenmaal zijn. Men kan wijzen op zoveel andere gelovigen die moeten lijden: gehandicapten, ongehuwden, kinderloze huwelijken. Op allerlei manieren gaan zulke vergelijkingen volledig mank. Niemand kan uitleggen waarom homo’s die gezond zijn en relaties kunnen aangaan toch zouden moeten ‘lijden om Christus’ wil’!

Ik zou dit voorstel willen bijvallen, vooral vanwege dat omdenken. Laten we als orthodox geheten christenen nou eens het lef hebben om minstens die denkoefening te doorlopen. Om niet meteen vanuit die afwijzingsreflex te reageren maar dit eerst eens rustig te overwegen en op ons in te laten werken. En laten we nu eerst eens goed in gesprek komen met homo’s zelf, om te zoeken naar hun integere verlangen en oprechte zoeken naar erkenning en naar een plek in de kerk. Wat zouden we ermee verliezen, als er zoveel te winnen valt!

Ik heb bewondering voor deze zoektocht. Ook, ten slotte, vanwege de kwetsbare opstelling die hij inneemt. Hij durft zelfs zo ver te gaan dat hij zegt: misschien vergis ik me, ik sluit niet uit dat ik dit hele verhaal als ik eens voor Gods aangezicht sta zal moeten inslikken. Dat gaat ver! Tegelijk spreekt daar ook vertrouwen uit: je durft het toch aan om God hiermee onder ogen te komen. Ik kan me vergissen, maar ik zet deze stap toch in vertrouwen. Biddend en zoekend, niet vragend om erkenning, wel om meedenken. Ik ga mee.

Ja, het is wederom een lang verhaal geworden, het zoveelste lange verhaal over dit ‘onderwerp’. Maar het is vanuit de hoop en het gebed dat het voorstel van De Bruijne niet bij voorbaat al naar de prullenbak verwezen wordt doordat het bruggen te ver zou zijn. Ga er nu eens echt doorheen en voel het appel dat op je gedaan wordt. Om werkelijk vanuit Christus’ ontferming bewogen te zijn. En om echt gericht te zijn op zijn toekomst en rijk. Waarin mensen elkaar liefdevol zullen begroeten in zijn licht. Verbonden voor het Leven.

Mede n.a.v. A.L.Th. de Bruijne, Verbonden voor het leven. Een theologisch-ethisch voorstel rond homoseksualiteit en seksuele diversiteit, Utrecht 2022

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *