Bij het heengaan van een geestelijk leider

Een reis naar de VS (1997)

Timothy Keller is heengegaan. Ik mocht hem ontmoeten in 1997, toen we op initiatief van Aad Kamsteeg met een groep theologen en werkers in de kerk naar de VS reisden. We ontmoetten midden in Manhattan, in een kantoor ergens op 30 hoog, een buitengewoon gewone man, een man zonder de arrogantie van veel charismatische leiders die jou niet zien staan, een man met een verhaal waar niets bijzonders aan leek te zijn, een man die oprecht ootmoedig overkwam, maar in wiens spreken kracht mee kwam zodat je vanaf het eerste moment voelde met een man Gods van doen te hebben.

De tegenstelling kon niet groter zijn. De week ervoor waren we met dezelfde groep naar Willow Creek nabij Chicago geweest, om daar de International Church Leader’s Conference bij te wonen. Een mega-event met duizenden bezoekers en tientallen inspirerende sprekers en even zovele workshops, georganiseerd met een perfecte logistiek en met medewerking van honderden vrijwilligers. Met als hoogtepunt de seeker’s service op woensdagavond. Ik herinner me nog de dubbele rij koplampen van een onafzienbare stroom auto’s op de vierbaans oprijweg van het Willow Creek Community Church Centre op weg naar een parkeerplek op de gigantische vlakte van asfalt. En toen het optreden van de grote Bill Hybels, die als een politicus met één hand in z’n zak over het podium heen en weer liep en zijn audience van tienduizend bezoekers toesprak. Met audiovisuele presentaties die we ons in Nederland alleen konden voorstellen bij een EO-Jongerendag. En ja, met een preek die klonk als een klok, en een Bijbeluitleg die er niet om loog.

Toch kon de tegenstelling niet groter zijn, toen we de zondag daarna Hunters College Hunter College, in de East 69 Street binnenliepen, een gehuurd schoolgebouw in Manhattan. We betraden het auditorium, een beetje sfeerloos en versleten zoals middelbare scholen kunnen zijn, een plek waar hooguit een kleine duizend bezoekers in pasten, een podium, een orgel, een muziekgroep met musici van Broadway (dat wel), klassieke liederen, en een ronduit traditionele dienst en dito preek.

Uit mijn reisverslag van toen: “De dienst begint. Eerst doet een ouderling of diaken een aantal mededelin­gen. Dan komt de voorganger, Timothy Keller. Rustig en ontspannen staat hij op het podium. Een ‘doodgewone’ man om te zien. Niet de perfecte uitstraling en outfit van een Bill Hybels. Geen confectie, geen ‘vlotte babbel’, geen aan­eenschakeling van anecdotes en grapjes. Tegelijk: niet zonder humor, luchtig, en vooral: gewoon. Verder bevat de litur­gie oude hymns (..) en vertoont ze dezelfde trekken als de gerefor­meerde eredienst. Hier zijn meer de sporen van gereformeerde traditie te herkennen…”

Maar we waren het er snel over eens: deze man inspireert vanaf de allereerste minuut dat je hem hoort! Een gewone gereformeerde preek met gedegen Bijbeluitleg, en op geen enkele manier de sfeer van entertainment en de performance die we in Willow Creek hadden aangetroffen.

De jaren daarna hongerden en dorstten we naar meer. Dat was zo’n beetje het doel van de reis geweest: Aad Kamsteeg was in die jaren bezig ons kennis te laten maken met Amerikaanse predikers en met een spirituele erfenis die ons als ‘vrijgemaakten’ grotendeels was ontgaan en die veel zou toevoegen aan onze spirituele zoektocht en ons zou verrijken en bevruchten. En deze prediker was in die veelheid aan nieuwe bronnen wel één van de meest indrukwekkende.

Wat maakte hem dan zo indrukwekkend? Ik zou het niet eens goed onder woorden kunnen brengen. Op die zondagavond hebben we er een uitvoerig gesprek over als groep. Uit mijn reisverslag een aantal van onze conclusies:

“1. Keller spreekt de taal van deze tijd. In die zin, dat hij de leefwereld van zijn gehoor heel goed blijkt te kennen. Dat maakt, dat de relevantie van Gods Woord voor het leven in de moderne maatschappij in de preek zonder meer duidelijk wordt.

2. De preek is niet een exegetisch betoog, terwijl Keller er toch duidelijk blijk van geeft, dat hij de tekst goed bestu­deerd heeft en weet ‘wat er staat’. De tekst wordt geïnte­greerd in het geheel.

3. Keller gebruikt voorbeelden, getuigenissen, humor en ook fysieke verbeeldingskracht (mimiek, gebaren), waardoor de preek levendig en levensecht wordt.

4. Keller staat niet op een kansel (wat afstand schept), maar heel ‘informeel’, met zijn bijbel onder zijn arm en in zijn hand, op het podium.

De preek is niet kort, duurt zelfs ruim 40 minuten, maar er is niemand die zich daar aan stoort of daar last van heeft. Ook is de preek niet opvallend helder van structuur of zonder herhalingen, maar niemand schijnt daardoor minder onder de indruk te zijn. Het heeft veel te maken met de contekst (een kerk die iets betekent voor ‘young professionals’), en de per­soon, de kennis en uitstraling van Keller.”

Op de maandag erna hebben we als groep een gesprek met Keller zelf. Daaruit een paar elementen:

1. Waarom benadert men in Redeemer christenen en niet-christe­nen niet afzonderlijk (zoals WCCC wel doet, middels de ‘see­kers-services’)?

Zijn antwoord is kort gezegd: “The Gospel is one.” Wel is de context verschillend: WCCC in een suburbane omgeving, met overwegend middle class inwoners; Redeemer in een echt stede­lijke omgeving met overwegend ‘young professio­nals’ én mensen aan de onderkant van de samenleving. Keller benadrukt: “you always need to contextualize!” Keller spreekt positief over Willow Creek, zonder waardeoordeel, maar is ondubbelzinnig in zijn afwijzing van het concept van WCCC, hij is principieel tegenstander van ‘see­kers-services’, o.a. op grond van 1 Kor. 14.

2. Hoe kunnen betrekkelijk traditionele diensten toch zo veel aantrekkingskracht hebben op mensen?

Tim: In New York City hebben de meeste mensen inte­res­se zowel voor ‘high culture’ als voor jazz, folk, pop, etc. Maar wel is men gevoelig voor stijl, niveau, kwaliteit.

3. De visie op de stad.

Enkele uitspraken: “The city is the best place for Christians to live and serve” (invloed van Harvie Conn, Harvey Cox, e.a.). “Christians have to be there where they are most use­ful.” “The first Christians were generally urbans” (zoals ik ook lees in het boek dat ik uit New York meeneem: The Raise of Christianity). “People in cities are used to changes.” “Thoughts and ideas go outwards of cities.” Dit soort uitspraken typeren de visie van Keller en Redeemer in enkele kernzinnen volledig.

4. Over het kennen van cultuur en samenleving:

“Don’t read books, read magazines.”

5. Hoe het evangelie concreet maken?

Tim Keller: In het begin preekte ik alsof er niet-christenen aanwezig waren (ongeacht of ze er waren of niet!). Toen begon men zijn niet-christelijke vrienden uit te nodigen. Als ik mijn preek schrijf, probeer ik bewust te denken aan die niet-christelijke hoorders.

6. Waarom komt u niet in Nederland spreken?

Keller: “I hate to teach in Europe because people say: the optimism is a genuine American-way-product.” Ik heb veel geleerd van Jonathan Edwards met zijn visie op de Great Awake­nings: “not makeable as well as believing in God’s purpose. Finney, however, had more the opinion, that revivals can be engineered.”

Church Leaders’ Manual

Een combinatie van eenvoudige maar gedegen en heldere Bijbeluitleg met een directe link naar de culturele context van de stad. Daar kwam het feitelijk op neer. En ja, een boodschap van Gods overweldigende genade voor verloren zondaren (wat overigens bij Bill ook zeker de krachtige kern vormde). In Amsterdam, waar ik toen werkte, zochten we ernaar: hoe kun je het evangelie delen met mensen die er zo ver van af staan dat je het gevoel krijgt voor een onmogelijke opgave te staan. Tim Keller lukte het, al zou hij de eerste zijn om te benadrukken dat het geen truc was en dat er geen enkel eenvoudig recept voor bestond.

Na onze terugkeer hoopten we op publicaties van deze prediker en evangelist, maar die waren er niet! Ik keerde huiswaarts met het enige wat we toen van hem konden krijgen: zijn Church Leader’s Manual, een simpele ringband met zijn toerustingscolleges voor eigen medewerkers. Wat een fundamentele lessen leerde ik daaruit! Pas jaren later kwamen er boeken van hem uit, waarin de grondlijnen uit dit eerste boek herkenbaar zijn.

Een voor mij belangrijke les, die ik ook altijd in praktijk breng: je moet niet wachten tot er toehoorders van ‘buiten’ de kerk onder je gehoor zitten, je moet preken vanuit het besef dat ze er zijn! En ze zijn er ook: want je ‘eigen mensen’, dat zijn geen andere mensen dan die mensen die nog ‘buiten’ de kerk staan. Daarom kun je ook onmogelijk spreken van ‘binnen’ en ‘buiten’. Want buiten zit al binnen, en binnen is ook buiten te vinden. De ‘wereld’, dat zijn ook wijzelf! Wees je daarvan bewust, praat in je diensten nooit over mensen die er niet zijn, maar spreek tot ze als mensen die er wel zijn. Dat verandert vanaf het allereerste ogenblik de sfeer van je dienst, en de toon van je spreken. Je zoekt gesprek in plaats van dat je een boodschap afroept of proclameert.

Juist dat maakt ook, dat het totaal niet nodig is om je voornamelijk te richten op ‘laagdrempeligheid’ van kerkdiensten. In de jaren daarna maakte ik tijdens de voorbereiding van een openluchtdienst van gezamenlijke kerken mee, dat benadrukt werd om vooral geen ‘Tale Kanaäns’ te gebruiken. Wie dat zegt tegen dominees, is aan het verkeerde adres. Welke dominee bezigt ontoegankelijke Bijbeltaal? Dat gebeurt misschien in reformatorische kerken. Maar als je dienaar van het Woord bent, ben je er toch op gericht dat je boodschap je gehoor bereikt? Het gaat niet maar om een simpel trucje: Jip en Janneke taal gebruiken. Dat zou alleen maar leiden tot infantilisering van kerkdiensten. Nee, spreek echt, en spreek tót de mensen, spreek ze aan, zodat ze zich aangesproken voelen. Denk niet, dat jouw boodschap en de kerkdienst geen vragen mogen oproepen en dat alles meteen glad en begrijpelijk dient te zijn. Nee, zorg dat ze zich aangesproken voelen en gezien, serieus genomen en gerespecteerd. Dát was voor mij een belangrijke les die ik leerde van de prediker en evangelist Timothy Keller. Hij benadrukte dat de kerk niet zo zeer laagdrempelig moet willen zijn, maar wel één met de cultuur van de bezoekers. Incarnationeel kerkzijn heet dat: ingaan in de leefwereld van de mensen die je bereiken wilt. Zoals Jezus inging in onze wereld.

In de jaren na die reis probeerden we het geleerde in praktijk te brengen. Dat lukte maar matig. In de kerken leek men er niet zo op te zitten wachten, zelfs in Amsterdam was men niet klaar voor decentraal werken met kerkplekken in de stad. We waren nog te veel gericht op het ‘keren van het tij’: hoe hou je een gemeente in stand waar ervaren mensen uit zijn weggevloeid en nieuwe gelovigen en jongeren bezig zijn uit te vinden wat geloven voor hen persoonlijk kan betekenen? Dan moet je niet aankomen met success stories die onmogelijk copy-paste in de Nederlandse context zijn toe te passen en die zo ver van de vragen af staan van mensen die nog zo op zoek zijn naar zichzelf.

In de latere jaren gold dat ook voor de kerken in het geheel. Wie zijn wij, wat is onze identiteit, wat is de waarde van waar we vandaan komen en hoe gaan we verder? De kerken gleden af naar een identiteit van ‘we willen een fijne kerk’, waarin gezinnen en kinderen het fijn hebben en waarin de boodschap ons bevestigt in wat we al dachten nodig te hebben: een God die je liefheeft en een Vader is die altijd voor je zorgt. Een crisisloos geloof, een boodschap die niet schuurt of pijn doet, een liturgie vol meezingers.

Geen goedkope genade

Niets daarvan bij Tim Keller! Geen goedkope genade, geen lekkere liedjes! Nee, een boodschap die ertoe doet omdat je even echt van je stoel gewipt wordt. Gods genade is wezensvreemd aan ons menszijn, benadrukte hij keer op keer. En er valt veel meer te zeggen. Dit waren enkele indrukken van een grote geestelijke leider. Het waren onvergetelijke ontmoetingen, inmiddels ruim vijfentwintig jaar geleden! Het wonderlijke was, dat terwijl wij ongeveer de eersten waren vanuit Nederland, er later mensen op me af kwamen die vonden dat ik maar ’s wat meer van Keller moest leren… Of ik had niks geleerd, of men meende nu zelf het ‘ei van Columbus’ te hebben ontdekt (en dat aan voorgangers te moeten voorhouden…). Dat maakt je in ieder geval bescheiden. En juist die houding typeerde deze Man Gods. Die nu mag rusten van zijn werken en is ingegaan in het feest van zijn Heer! Dat wij hem mogen gedenken als een wegwijzer naar het Leven!

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *