Wijdekerk.nl

Homo’s welkom (of niet)

Een netwerk van kerken die aangeven hoe ze omgaan met homo-, bi- en transseksualiteit, dat is toch een loffelijk initiatief? Het voorziet onmiskenbaar in een diepe behoefte (zie Nederlands Dagblad van 17 mei 2019). Homo’s zoeken intensief en oprecht naar een plek waar je veilig bent. Dat is op zich veelzeggend: veiligheid is niet bepaald iets vanzelfsprekends. We zeggen er soms prachtige dingen over, maar maken we dat waar? Zelfs al werk je er als kerk serieus aan, dan moet het voor lhbt’ers nog wel veilig vóelen. En dat is niet zoiets als een knop omzetten. Dus ja, duidelijkheid over hoe een kerk hen welkom heet zal daar hopelijk zeker toe bijdragen.
Toch waag ik het erop om ook enkele vraagtekens te zetten bij het sympathieke idee achter Wijdekerk.nl. Lijkt het er zo niet op, dat kerken hiermee een soort sticker op de voordeur plakken? Zodat mensen die met de gemeente kennis willen maken al meteen ‘bij de ingang’ zien hoe de vlag er voor staat. Zo gaat dat toch? Je zoekt jouw-kerk.nl, de kerk die past bij jouw situatie, behoeften en beleving. En die zoektocht doe je niet door jouw dorp of stad af te struinen, maar door te googelen op internet waar ook kerken zich presenteren. En hoe presenteren ze zich als het erom gaat of en hoe lhbt’ers welkom zijn?
Om daar vanaf de voordeur helderheid in te verschaffen is waarom wijdekerk.nl er is. Kerken die zich aansluiten bij dit netwerk presenteren zich als ‘homo-vriendelijk’. Of zo je wilt als homo-ónvriendelijk, want ik begrijp dat wijdekerk.nl kerken stimuleert hoe dan ook openheid van zaken te geven over hun omgaan met homo’s. Wat er dus gebeurt is dat kerken zo gedrongen worden tot het innemen van standpunten. En daar wringt voor mij de schoen. Moet dat wel: dat kerken over van alles en nog wat, en vooral over gevoelige issues, een afgerond standpunt gaan formuleren? Wijdekerk, Kerk met Stip, Groene kerk: een soort kerkelijk keurmerk. Zodat je bij de voordeur een lijstje met al dan niet aangevinkte issues als menuutje voorgeschoteld krijgt. Gaan we dan niet naast en misschien wel boven de Bijbel een aantal kenmerken vastleggen waaraan je als kerk moet voldoen?
Standpunten hebben namelijk één groot nadeel: we fixeren een stukje werkelijkheid. Alsof je het leven dat beweeglijk is wilt hanteren of manipuleren. De drijfveer om de complexe werkelijkheid van het leven in standpunten te vatten lijkt een zelfde neiging als die achter de Nashville Statement. We willen iets bezweren of beslechten, zodat we het voorgoed kunnen wegzetten. Maar zit daar niet iets van hoogmoed in, als we menen dat je Bijbelteksten uiteindelijk zo kunt uitleggen dat we het als gemeenschap allemaal eens worden?
Lange tijd hebben we als (orthodoxe of gereformeerde) kerken gemeend, dat het mogelijk is over tal van zaken eenduidige standpunten te formuleren. Die overtuiging gaat ervan uit, dat het vormen van een standpunt uiteindelijk een rationele operatie is, bijna zoals je ook een wiskunde-som oplost. Je zet de juiste argumenten op een rij en aan het eind van de streep heb je een standpunt dat onweerlegbaar is, een ‘hard’ gegeven.
Lange tijd hebben we zo gewerkt: we bleven op zoek naar de beste uitleg van Bijbelse gegevens over homoseksualiteit. Zonder de kwetsbaarheid daarvan te beseffen: dat de beste exegese altijd weerlegd kan worden zodra er een betere uitleg en sterkere argumenten beschikbaar komen. De gedachte dat de uitleg van de Bijbel nu eenmaal tot een eenduidige visie moet leiden, blijft ons dan motiveren om die strijd tot in het eindeloze te blijven voeren. Dan is er altijd wel weer een nog spitsvondigere exegeet die met ‘de’ oplossing zegt te komen.
Langzamerhand komen we echter tot de erkenning, dat dit een overschatting van ons argumentatieve vermogen is. Het is typerend voor de moderniteit: we wilden de werkelijkheid en de dynamiek van het leven vangen door uitspraken en met regels. Maar nu blijkt, dat dit niet altijd mogelijk is, om twee redenen. De Bijbelse gegevens zijn veel minder eenduidig dan vaak is (en nog wel wordt) gesuggereerd, en als het om homoseksualiteit gaat is het verschijnsel als zodanig complexer dan we vaak dachten.

Bijbel

De Bijbel wijst bepaalde seksuele escapades helder en duidelijk af, en leidt ons naar een beleving van liefde en seksualiteit in een veilig kader van liefde en trouw. Bij de huidige stand van de Bijbeluitleg zijn we voorzichtiger geworden met het Bijbelse spreken over ‘homoseks’. Steeds sterker ontstond de indruk, dat het bij die escapades gaat om excessen en pervertering. De Bijbel spreekt nergens echt over mensen die intiem samenleven met een partner van het zelfde geslacht, en verantwoordelijkheid voor elkaar nemen in een soliede relatie. De veelal in dit verband geraadpleegde teksten zijn om allerlei redenen problematisch: ze lijken te gaan over afgodische levenspraktijken (Leviticus) en over een geperverteerde hedonistische cultuur (Romeinen 1). Over deze typering is zeker nog wel de nodige discussie, en dat is prima, maar tegelijk is duidelijk dat christen-homo’s zich in deze passages niet bepaald positief herkennen of gesteund voelen, als ze integer op zoek zijn naar een leven met God als homo. Wat ze dan juist nodig hebben is iets anders: een luisterend oor en open harten voor hun strijd en vragen.
Maar moet je dan toch niet meer zeggen? Ja: zeker wordt het huwelijk tussen man en vrouw als Bijbelse relatievorm aangeprezen. Toch is daarmee niet beslist hoe je omgaat met mensen van hetzelfde geslacht die liefde voor elkaar opvatten. Want ten eerste relativeert de Bijbel het man- en vrouw-zijn in het licht van het komende rijk van Christus (bijv. in Galaten 3,28). We kunnen niet alleen maar de schepping (het als man en vrouw geschapen en tot het hetero-huwelijk voorbestemd zijn) als norm hanteren. Want het huwelijk zelf wordt door Jezus en ook door Paulus aangemerkt als een tijdelijk-aardse relatie (Matteus 22,30; 1 Korintiërs 7). ‘De’ schepping bestaat bovendien niet meer, niet in de ongeschonden vorm van Genesis 1 en 2. Dat maakt ook, dat de geslachtelijke identiteit variaties kent, beïnvloed door allerlei factoren, zoals genetische, sociologische en culturele. We bevinden ons tussen paradijs en koninkrijk, op de weg van het nieuwe leven in Christus. Dat betekent dat je in een geschonden wereld moet zoeken naar wat het meest beantwoordt aan die komende wereld. En daarvoor liggen er geen kant en klare richtlijnen voor het oprapen in de Bijbel, we zullen met gebed en wijsheid, door de Geest geleid, onze weg moeten zoeken.
En het tweede dat ik in dit verband wil zeggen is: waar komt het toch vandaan, dat we bij lhbt’ers zo gefixeerd zijn op hoe zij met seks omgaan? Die oriëntatie op seksuele bevrediging is een beschamende reductie van iets wat veel meer is: liefde, geborgenheid, intimiteit. Is die gerichtheid op seks niet zelfs een typische hetero-obsessie? Ingegeven door de moderne cultuur, waarin seks gereduceerd is tot vrijen en orgasmes, in plaats van iets wat staat in een zuiver kader van liefde en tederheid?

Wijdekerk? Of WijinChristus?

Daarom pleit ik ervoor om homoseksualiteit niet als ‘probleem’ te benaderen maar te zien in een groter verband. Om twee redenen. Allereerst is de ‘probleem-benadering’ typisch wat prof. Ad de Bruijne ‘ethiek van de derde persoon’ noemt.¹ Derden die gaan nadenken en praten óver wat degenen die het zelf aangaat moeten doen of niet moeten doen. Het vormen van afgeronde standpunten is echt zo’n derde-persoon-ethiek. Het is ‘hun’ probleem, en ‘wij’ denken het voor hen uit.
Maar nog belangrijker is, in de tweede plaats, dat een ‘ethiek van de eerste persoon’ iets zegt over hoe wij allen ethische keuzes dienen te maken. En dan niet alleen over homoseksualiteit, maar over tal van keuzes die we maken bij het volgen van Jezus in deze wereld en op weg naar zijn koninkrijk. Daarbij stellen we onszelf en elkaar de vraag: hoe leef ik als christen, wie ben jij in Christus, hoe zoek ik de weg die past bij het komende rijk van de hemel? Die vraag is natuurlijk algemener, in die zin dat deze ons héle leven betreft, onze relaties, je bezittingen, ons omgaan met de schepping, onze maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid, etc. In dat hele palet komen ook seksualiteit en relaties aan de orde. Maar dan is tegelijk duidelijk, dat het over meer gaat dan alleen seks. Je stelt dan de vraag: hoe gaan wij als christenen (homo én hetero!) om met ons seksuele verlangen en relaties, hoe leven wij met onze geaardheid als mens in Christus?
Hier kom ik bij de benadering die Patrick Nullens in zijn boek Zorgen voor een eigenwijze kudde² enige jaren geleden bepleitte. We hebben, zegt Nullens, een verschuiving ondergaan van een collectieve identiteit naar een geïndividualiseerde zelfbeleving. Dat geldt ook voor onze ethische keuzes en hoe we daar samen als gemeenschap van christenen mee omgaan. Er groeit een enorme diversiteit aan opvattingen en wat men daaruit afleidt als christelijk gedrag. Ethische regels moesten plaatsmaken voor individuele keuzes.
Betekent dat dan, dat ieder het maar voor zichzelf moet uitzoeken? En dat we elkaar in de kerk aan onszelf overlaten, omdat je nooit kunt en mag oordelen over wat een ander doet of niet doet? Nullens pleit voor een gemeenschap van gelovigen die de moed heeft om blijvend met elkaar in dialoog te staan. Individualisering betekent voor hem niet vrijblijvendheid maar juist het intensiever bevragen van elkaar. Alleen, welke vraag stel je dan elkaar?
Je zult elkaar die ene cruciale vraag moeten stellen. En dát is dan ook de vraag die bij de ingang van de kerk op de deur zou moeten staan. Wijdekerk.nl pleit bij wijze van spreken voor een raamsticker met vermelding van de toegangscodes voor lhbt’ers. Ik snap dat, en heb er alle begrip voor, ik juich zoiets vooralsnog ook toe, zo lang er voor veel homo’s nog niet veel plekken zijn waar ze zich echt veilig kunnen presenteren. Maar liever nog ga ik een spaatje dieper en zou ik een andere vraag willen stellen aan ieder die het huis van God binnentreedt: wie ben jij in Christus, wie wil jij zijn in Hem, wie is Christus voor jou?
Toen ik predikant in Amsterdam was, heb ik hierover al veel nagedacht. En dat leidde ook tot een bepaalde benadering in de praktijk. Mijn werk bestond daar voor een groot deel uit het indrukken van belletjes (3x bellen, en dan zien wie je daar achter zou ontmoeten, op drie hoog). Zo kwam ik met gemeenteleden in gesprek, die wel in mijn adressenbestand zaten maar die ik zelden of helemaal nooit zag. Op een keer kwam ik zo bij een jongeman, die bij de voordeur al zei: kom binnen, maar ik ben wel homo. Kun je nagaan hoe iemand al in de stress zit, dacht ik! Dus reageerde ik daar rustig op: prima, zei ik, maar daar kom ik niet voor. O, zei hij, maar ik heb wel een vriend hoor! O, zei ik, maar ook dat is niet wat ik met je zou willen bespreken. Mijn vraag aan jou is: wie is God voor jou, wie ben jij in relatie tot Jezus? Hij viel stil, maar vervolgens kregen we een verdiepend gesprek over wie je mag zijn, mét jouw identiteit, ook als homo, bij de Heer.³
Zeker, ik snap dat ook dit vragen oproept. Want stellen we die vraag nog wel aan al die mensen die allang door de voordeur van de kerk zijn gegaan omdat ze er hun hele leven al zitten? En dan zeg ik: ja, als het goed is wel! Wat dacht je van huisbezoeken door ouderlingen? Wat van groepsgesprekken op huis- of wijkkringen? Zeker, we zijn daar soms mijlenver van af. Wat moet je soms leuren en trekken om wijkkringgesprekken op dat diepere niveau te krijgen, van elkaar echt persoonlijk bevragen op jouw relatie met de Heer. Het gaat er zo gauw over algemeenheden, of liever nog over de kerk, de dominee, en zo. Heerlijk avondvullend en totaal onschadelijk (behalve voor die dominee…). Persoonlijke en verdiepende gesprekken gaan we uit de weg, dat is een diepe neiging waarvan maar weinigen zich bewust zijn en dat erkennen. De vraag hoe ik met God leef, hoe vaak stellen we die echt aan elkaar? En áls we die stellen, stellen we die dan vooral aan de mensen die ‘afwijken’?
Of is die vraag letterlijk te veel gevraagd? Is het een onhaalbaar ideaal, dat meer past bij een keuzekerk? Een keuzekerk is een kerk die jij zelf kiest. Om het geestelijke gehalte of om het niveau van vernieuwing. Bij echte kerken is het andersom: je bent zélf gekozen. En dat leidt tot een gemeenschap met veel meer ruimte. Ruimte om te zoeken, te vragen, te twijfelen, van mening te verschillen. Maar ook de ruimte die past bij de Goede Herder Jezus: Hij brengt al de zijnen thuis. Daarom moet ruimte in de kerk nooit vrijblijvendheid betekenen maar gesprek. Elkaar dáárop aanspreken: ken jij Jezus echt? Hoe volg jij hem?

 

Noten:

1: Ad de Bruijne, Homoseksualiteit en ethiek in: Maarten van Loon e.a. (red.), Homoseksualiteit en de kerk, 2019 (Amsterdam)

2: Patrick Nullens, Zorgen voor een eigenwijze kudde. Een pastorale ethiek voor een missionaire kerk, Zoetermeer (2015)

3: Zoals ik schreef in 1998 in de bijdrage De zorg van de goede herder Christus voor homo’s in ds. B. Luiten e.a., Homofilie en christen zijn (GSEv Reeks nr. 39), Barneveld 1998.

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *