Van droom naar werkelijkheid

 

Onderstaand essay is geschreven als eindopdracht in het kader van de module Missionaire Ecclesiologie (kerkvisie), onderdeel van de Master Missionaire Gemeente, die ik in deeltijd volgde van 2009 tot 2012 aan de Theologische Universiteit Kampen bij dr. Stefan Paas.

Inleiding

Je kunt dromen van hoe de kerk van Christus zou moeten zijn. Maar hoe zorg je dat die droom in de concrete werkelijkheid van een gemeente gestalte krijgt? Zodat je als dromer niet eenzaam blijft, omdat jouw droom in een gemeente niet leeft of zelfs tot vervreemding kan leiden? Dromen is mooi maar ook ‘makkelijk’: het verplicht tot niets.

‘Emerging church’ houdt een radicale keus in als het gaat om hoe je droom verbindt met werkelijkheid: men kiest voor een breuk met de traditionele kerk. ‘Kerkvernieuwing door kerkstichting’, zo verwoordde ook dr. S. Paas zijn denkrichting.[1] Sterk bevlogen en bewogen christenen ervaren dat het niet anders kan: verbinding leggen met mensen in de geseculariseerde wereld en cultuur vraagt om radicale keuzes.[2] Daarbij gaat het om de vraag: moet je mensen dan trekken naar de bestaande kerk (het ‘kom’-model), of vraagt dat erom dat je er zelf als christenen en kerk op uit gaat en je je begeeft in die ‘andere’ cultuur (het ‘ga’-model)?

Het eerste is het model van de ‘attractieve kerk’, het tweede dat van de ‘incarnatieve kerk’.[3] Zelf heb ik altijd gewerkt aan ‘missionaire gemeenteopbouw’, vanuit een attractieve insteek. Ik deelde de kritiek op gemeentestichting of kerkplanting gericht op (sub-)culturele doelgroepen, zoals o.a. naar voren gebracht door Gerrit Noort e.a.: binnen bestaande kerken is voldoende ruimte voor pasbekeerden, de keuze voor een specifieke (sub-)culturele doelgroep is in strijd met de principiële diversiteit in de kerk als lichaam van Christus, en het is beter energie te steken in de vernieuwing en versterking van bestaande kerken.[4] En zelf heb ik de vraag gesteld: kan de keuze voor gemeentestichting soms ook niet ingegeven zijn door het feit dat bestaande kerken nauwelijks bereid en in staat bleken tot echte missionaire vernieuwing, zodat gemeentestichting de traditionele kerk a.h.w. ‘opgeeft’?[5]

Toch ben ik hierin gaan verschuiven, als gevolg van verdere studie maar ook geleerd door de ervaring. Mijn verlangen is altijd geweest een kerk die ‘context-bewust’ in de wereld staat, bewogen door de Geest en betrokken in de missie van God. Dat verlangen heb ik zeker niet prijsgegeven. Wel groeide het inzicht dat het incarnatieve model essentiëler is voor de kerk van Christus dan het attractieve. Daarmee laat ik de gemeenteopbouwdoelstelling niet los, er komt alleen iets bij.

Ik denk nu ook dat de tegenstelling tussen gemeenteopbouw en gemeentestichting grotendeels kunstmatig is. Als we de kerk denken vanuit de zending, is gemeenteopbouw altijd een dynamisch gebeuren dat de kerk ‘afstelt’ op zending, en dat voortdurend en telkens weer. Dat kan ook betekenen dat er telkens nieuwe initiatieven opbloeien, die op hun beurt weer kunnen uitgroeien tot gemeenten.

Daarom wil ik eerst iets zeggen over wat de essentie van de bijbelse boodschap is: het koninkrijk van God. Dat uitgangspunt geeft een dynamiek, die een andere kijk op kerk zijn met zich mee brengt, en zo motiveert tot vernieuwing. Tegelijk hoop ik duidelijk te maken, dat deze vernieuwing pas echt tot stand komt, als we met het evangelie ook echt intreden in de cultuur van onze medemensen (‘incarnatief’). Beide lijnen wil ik dan confronteren met de concrete praktijksituatie van de gemeente waar ik het onderzoekje heb verricht (zie bijlage).

 

1. De Bijbel: boodschap van het koninkrijk van God

Waarom zouden wij evangeliseren? Als het gaat om het motief voor zending begint men vaak bij de ‘Grote Opdracht’. Maar in de praktijk blijkt het lastig om mensen daarmee te motiveren. De meeste gelovigen erkennen wel dat evangeliseren ‘moet’, maar daar blijft het vaak bij: moeten motiveert niet en veroorzaakt weerstand en een gevoel van verplichting. Een stap verder komen we al, als we nadruk leggen op het motief van Gods liefde. Johannes 3,16 geeft ons een krachtige drijfveer om medemensen met het evangelie van Gods redding te zoeken. Het grote voordeel is, dat deze benadering niet uitgaat van de menselijke verantwoordelijkheid en daarmee gegeven onmacht, maar van God zelf: hoe hij mensen zoekt met zijn liefde.

Vooral een boek als The Mission of God van Chris Wright geeft aan deze benadering een enorme verdieping. Wright werkt dit motief niet uit aan de hand van gegevens uit het Nieuwe Testament, maar vanuit de doorgaande lijn van het Oude. Hij legt de rode draad in de Bijbel en zo Gods plan bloot: Gods koningschap en koninkrijk. In feite gaat het bij Wright om een missionaire hermeneutiek, dus om de vraag: hoe lees je de Bijbel? Prachtige en fundamentele uitspraak van Wright is: we moeten niet zoeken naar de bijbelse basis voor missie, maar naar de missionaire basis (of het missionaire karakter) van de Bijbel.[6] Te vaak wordt de Bijbel gezien als boek voor de gelovigen. Woordverkondiging ziet men dan als ‘preken voor eigen parochie’. Dit eenzijdig verstaan van de Bijbel is diepgeworteld (zoals bijvoorbeeld blijkt in debatten over ‘inclusief/exclusief preken’).

Chris Wright: “We moeten niet zoeken naar de bijbelse basis voor missie, maar naar de missionaire basis van de Bijbel”

Wright toont overtuigend aan, dat de Bijbel zelf missie is, een ‘tendensboek’ dus, met maar één groot ‘propaganda-belang’: de naam van de ware levende God bekend maken aan alle volken en mensen, zodat hij uiteindelijk door de hele wereld erkend en aanbeden wordt. Alleen dit uitgangspunt, dit ‘grote verhaal’, kan de kerk haar missionaire drijfveer teruggeven!

In feite begint Wright nog dieper, namelijk bij de vraag wie God zelf is: wie is hij, wat is zijn plan en doel met de wereld? God is de Schepper, hij wil zijn koningschap tot gelding brengen voor alle mensen en volken. Dat laat hij zien in de bevrijding van zijn volk uit slavernij, maar ook in zijn oordeel. Een steeds terugkerend motief in Exodus is bijvoorbeeld, dat de HEER zegt: de Egyptenaren zullen weten dat ik de HEER ben (o.a. Exodus 7,5; 14,18). Gods doel met de bevrijding van Israël is niet slechts de redding van zijn eigen volk, maar veel ver-strekkender: de erkenning van zijn naam door alle volken!

Ook laat Wright zien, dat God er op uit is zichzelf te bewijzen als de levende God, tegenover de afgoden van de volken, die “minder dan niets” zijn (Psalm 96,5). Hij is de enige die waar maakt wat hij zegt. Een prachtig voorbeeld hiervan vind je in Jozua 2,11 waar Rachab die de twee verkenners in haar huis verbergt, zegt dat haar volk beeft van angst nu Israël machtige koningen heeft verslagen en voor de poorten van Kanaän staat. Want “de HEER, jullie God, is een God die macht heeft in de hemel en op aarde.” M.a.w.: de heidense goden waren locale stamgodheden, maar de HEER is God ook buiten de grenzen van zijn eigen volk!

Een derde lijn die Wright laat zien, is die van de zelfopenbaring van de levende God in zijn Zoon Jezus Christus. Jezus deelt in dezelfde identiteit als Jahwe, als hij in het Nieuwe Testament Kyrios wordt genoemd. Hij is degene die Gods missie in de wereld vervult. Onder meer in de “Knechtsprofetieën” bij Jesaja zien we duidelijk de trekken van Gods Zoon, als licht voor de wereld (Jesaja 42,6; 49,6).

In het licht van de vraag wie God is wordt ook duidelijk wat de bestaansreden is van Gods volk. Israël moest Gods licht voor de wereld zijn, getuige voor de volken. Niet zo zeer vanuit een expliciete opdracht om zending te bedrijven, maar meer doordat Israël a.h.w. Gods ‘project’ was voor het oog van de wereld. Alle volken moesten aan dit volk zien wie de HEER is! Gods volk faalde daarin, zodat ze niet licht waren maar het licht juist verduisterden. Daarom moest Christus komen, om te zijn wat Gods volk had moeten zijn: getuige voor de volken. Weer treft je in dit motief Gods ‘belang’: zijn eer en naam te midden van alle volken en mensen.

Ook de lijn van Israël als Gods uitverkoren volk laat dit zien. God heeft Israël uitgekozen om via hen aan de volken te laten zien wie hij is. In feite begon dat al bij de roeping van Abram. Na Genesis 11 kan en wil God nog maar op één manier verder met deze wereld: door helemaal opnieuw te beginnen. Dat doet hij door Abram uit te kiezen (door wie alle volken zullen delen in Gods zegen, Genesis 12,3), en via hem Israël (Exodus 19, 5 en 6!). En waar Israël faalt, wordt Jezus Christus uiteindelijk de ware vervulling van Gods verbond met Israël. En in die lijn is de nieuwtestamentische gemeente, gebouwd op deze levende steen, opnieuw Gods uitverkoren volk, met als ‘functie’ “de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” (1 Petrus 2,9)!

Betrokken zijn in de missie van God, dat is de taak van zijn kerk. Dat zet alles op scherp, zoals ook Darrell L. Guder laat zien: de kerk is er om te getuigen. In zijn boek The Continuing Conversion of the Church beschrijft hij, hoe de kerk haar eigen bestaan heeft gereduceerd tot een instituut voor de bemiddeling van persoonlijk heil. De kerk, zegt hij, moet zich bekeren van die op zichzelf gerichte houding die ontstond door wat hij noemt de “Constantinianization” van de kerk, waarin het christelijk geloof de officiële religie werd in Europa en rond de Middellandse Zee.[7] De kerk is wezenlijk “community of witnesses”. Zo begon de kerk, dat is haar bestaansreden, nog steeds.

 

2. De incarnatieve kerk

Een visie is meer dan het op een rijtje zetten van bijbelse gegevens en motieven, maar moet geïnternaliseerd worden door een geestelijke transformatie. Dan wordt een visie ook iets visionairs, iets van een droom. Er is een innerlijke vernieuwing door Gods Geest nodig om samen als kerk te ontdekken wat Gods wil is (Romeinen 12,2). Die verandering ligt aan de basis van de emerging church beweging. Deze beweging, of misschien kun je beter spreken van een ‘trend’, is geboren vanuit verlangen naar radicale navolging van Jezus Christus. Bij de westerse verburgerlijkte kerk, die zich feitelijk nog in het Constantijnse protectionisme waant, vond men deze houding niet echt. Daarom zien critici de beweging soms als a-kerkelijk, meer geboren vanuit teleurstelling dan vanuit positief verlangen. Dat doet echter geen recht aan de motieven en het verlangen van de mensen in ‘emerging churches’.[8] Kern van dat verlangen is het kennen van Jezus Christus. Hij is God, die neerdaalde uit de hemel om mens te worden en onder ons te wonen (Johannes 1,14). Hij gaf zijn goddelijke glorie prijs om de minste dienaar te worden door zijn leven te geven aan het kruis (Filippenzen 2,8). Dit is de kern van Gods incarnatie in zijn Zoon Jezus Christus: God daalde af en kwam wonen bij de mensen, werd één van hen. Waarachtige navolgers van Christus willen ook alles verliezen om hem te winnen. Zo worden ze één met hem in zijn Geest. Zijn nieuwe leven van nederige dienstbaarheid gaat zich dan in je aftekenen. Deze transformatie vormt het hart van deze beweging.

Een visie is meer dan het op een rijtje zetten van bijbelse gegevens en motieven, maar moet geïnternaliseerd worden door een geestelijke transformatie

Mensen van ‘emerging churches’ zijn bovendien diep doordrongen van het besef, dat de huidige samenleving een postchristelijke is. Nog steeds staan de oude en eerbiedwaardige kerkgebouwen in de dorps- en stadscentra. Toch zijn ze ‘kerk in de marge’ geworden. Dat besef is echter bij veel christenen en kerken nog nauwelijks doorgedrongen. Het beeld dat men heeft is dat wie christen wordt naar de kerk moet komen en ‘kerkmens’ moet worden. De beweging die men dus ziet als het gaat om bekering van niet-gelovigen tot Christus, is die van buiten naar binnen. ‘Emerging church’ keert dit om: door de Geest bewogen en veranderde volgelingen van Jezus gaan net als hij op weg om aan tafel te zitten met ‘tollenaars en zondaars’ (Matteus 9,10). Zij zijn erop uit om mensen op te zoeken op de plek waar ze zijn, zoals Jezus zijn leerlingen uitzond om mensen op te zoeken in hun huizen, dus hun eigen leefwereld (Lucas 10, 5-7). Dat is werkelijke navolging van of identificatie met Jezus. Het gaat om authentieke gemeenschapsvorming vanuit een besef dat de kerk in de marge van deze maatschappij staat.

Ook andere auteurs gaan in die richting, zoals H.P. de Roest die spreekt van ‘kerkplekken’. De kerk, zo schrijft hij, moet afscheid nemen van het haar dierbare beeld dat zij een centrale plek in de samenleving inneemt en erkennen dat ze kerk in de marge is geworden. Dat is geen bedreiging voor haar bestaan, eerder een nieuwe stimulans. In de marge: dat is de plek die de kerk past. Daarom gaat het bij missionaire dynamiek niet meer om het herstellen van de oude positie. De kerk kan niet meer terugvallen op haar Constantijnse identiteit, die haar het karakter gaf van een instituut. De kerk moet zoeken naar een nieuwe eigenheid of identiteit. Deze kan zij uitsluitend vinden in Jezus Christus. De kerk kan slechts overleven of een ‘doorstart’ maken in nieuwe gemeenschapsvorming, als zij ‘van Christus is’.[9]

De kerk kan niet terugvallen op haar Constantijnse identiteit, die haar tot instituut maakte. De kerk is kerk in de marge geworden. Daar kan zij weer relevant worden.

Deze praktisch-theologische ecclesiologie leidt tot allerlei experimentele en creatieve vormen van gemeenschap. Het gaat er om, dat christenen zich verbinden met sociale groepen mensen, waarvan vaststaat dat ze nooit de weg naar de gevestigde kerk zullen vinden. In ons land en West-Europa in het algemeen bestaan deze immers grotendeels uit mensen van de westerse middenklasse, gewend aan een verbaal, vrij rationeel niveau van communiceren. In traditionele en gevestigde kerken is de prediking vaak nogal op uitleg en onderwijzing gericht, wat zeker voor lager opgeleiden of allochtonen een hoge drempel opwerpt. Overigens kan dit op andere wijze ook gelden voor kerken met een meer evangelicaal karakter, waarin prediking sterk gericht is op het aannemen van Jezus als hét antwoord op alle levensvragen, wat juist weer door hoogopgeleide jongvolwassenen als beklemmend en simplistisch kan worden ervaren.[10]

 

3. Van droom naar werkelijkheid

Hoe zien ‘incarnatieve kerkplekken’ er dan uit? Hoe krijgt die droom gestalte? En op welke manier kunnen nieuwe kerkplekken bijdragen aan de vernieuwing en revitalisering van gevestigde kerken, zodat deze groeien naar een meer missionaire manier van kerk zijn? Enkele kenmerken.

      1: Incarnatieve kerkplekken zijn meer netwerken dan instituten

Christenen zoeken verbinding met mensen in wijken en buurtcentra. Er groeit bijvoorbeeld een soort gemeenschap rond een oudereninloop of een uitgifte van voedselpakketten door een voedselbank.

      2: Incarnatieve kerkplekken zijn meer gericht op zoekers dan op ‘weters’

‘Rand- of buitenkerkelijke’ jongeren staan vaak open voor gesprek over geloof, mits dit gesprek niet gericht is op kerkelijke participatie en zij ruimte ervaren om andere keuzes te maken. In onze laat-moderne cultuur willen mensen graag op zoek zijn zonder dat er een centraal soort onderwijs is, gericht op het leerstellig invullen en fixeren van hun geloofservaringen.

Wel kun je hierbij de vraag stellen hoe leren en inwijden in het geheimenis van het geloof dan een plek kunnen krijgen. Er moet tenslotte meer te bieden zijn dan alleen ‘zoeken’. Er mag uiteindelijk ook iets ‘geweten’ worden op zulke plekken.

    3: Incarnatieve kerkplekken beantwoorden meer aan de behoefte aan spirituele beleving dan aan een ‘toegankelijke’ liturgie

In gevestigde kerken maken min of meer hoogliturgische ‘orden van dienst’ en liederen steeds meer plaats voor een populaire (en voornamelijk door de kerkleden zelf zo ervaren) laagdrempeligheid. Toch sluit dit maar zeer ten dele aan bij de cultuur van onbereikte sociale groepen. Veel meer lijkt men open te staan voor meditatieve vormen, zoals het aansteken van een kaars, een gebed in stilte, etc. Ook kunstuitingen als film en muziek kunnen mensen helpen om via een meditatieve sfeer te komen tot een ontmoeting waarin zij (‘iets van’) God kunnen ervaren.[11]

Dit betekent niet, dat een duidelijke en appellerende evangeliepresentatie en verkondiging van Christus als de Heer geen ruimte meer krijgen. Daar dient naartoe gewerkt te worden. Maar allereerst wordt er ruimte gemaakt voor het groeiproces dat mensen dienen door te maken voordat ze open staan voor directe Woordverkondiging of Christusprediking. Bekeringsijver en de drang om zielen te winnen spelen ons toch al te vaak parten. Het ontstaan van relaties, het groeien van vertrouwen en vooral het zich veilig kunnen voelen op ‘eigen terrein’ is voor mensen die op zoek zijn uiteindelijk meer overtuigend dan wanneer we erop uit zijn om de bal in het doel te koppen. Juist waar ruimte is voor emotie en beleving kan openheid ontstaan om met zorgvuldig gekozen woorden mensen te helpen de weg naar God en zijn Woord te vinden.

Deze ‘utopie’ staat ver af van een gemeente zoals in het onderzoekje[12] is beschreven. Hoe kunnen incarnatieve kerkplekken een missionaire dynamiek op gang brengen in deze kerk? Er zijn enkele aanzetten en aanknopingspunten.

    1: Maaltijden

De beschreven gemeente organiseert jaarlijks enkele inloopactiviteiten waarbij jongeren een maaltijd klaarmaken en serveren. De maaltijd is een bijbelse metafoor voor ontmoeting en het leggen van relaties. Niet voor niets is de maaltijd ook in de Alphacursus een ‘beproefd recept’. Deze activiteit kan men verder uitbouwen.

    2: Helpen en dienen

Opnieuw zijn het voornamelijk jongeren die actief zijn in een help-project dat zich niet beperkt tot ‘eigen leden’. Ook hier liggen kansen om de ‘kom-mentaliteit’ om te buigen naar een ‘ga-houding’.

    3: De kerkdiensten en het winkelcentrum

Ook de open deur diensten op koopavonden zijn een goede aanzet om mensen te stimuleren op zoek te gaan naar God. Daarbij zal men kunnen nadenken over de inhoud en opzet: van preken en laagdrempelige liederen naar meer accent op meditatieve vormen van communicatie. Misschien zal dat niet gebonden moeten zijn aan het eigen kerkgebouw, al geeft de ligging nabij een winkelgebied wel kansen.

 

4. Afsluiting

Kerkvernieuwing met het oog op een missionaire ontwikkeling en dynamiek vraagt om moed en visie. Deze zijn nodig om rond de gevestigde kerk nieuwe kerkplekken te creëren, die de oude kerkplek als het ware bevragen op zijn essentie. Paas noemt dit: de kerk zal haar eigen kritiek moeten organiseren.

We zullen minder exclusief gericht moeten zijn op het doel om mensen van andere doelgroepen naar de kerk te lokken. Op een manier die ik wel eens heb omschreven als ‘presentie zonder pretentie’ kunnen christenen de incarnatie van Christus ook zelf gestalte geven, met dezelfde houding als waarmee Jezus eens de vrouw bij de waterput zo liefdevol en barmhartig de spiegel van haar leven voorhield (Johannes 4).

Tegelijk zal de focus in prediking en onderwijs aan de gemeente zelf gericht moeten zijn op het grote perspectief van het koninkrijk van de hemel en moeten opwekken tot een leefstijl van navolging, waarin het evangelie werkelijk ‘geleefd wordt’.

Het is ons niet beloofd dat de kerk spectaculair zal groeien in getal. Wel zijn we geroepen zelf te groeien naar ons Hoofd Christus. Maar die roeping voltrekt zich allereerst door te aanvaarden dat we kunnen groeien van droom naar werkelijkheid als we leven uit Gods schitterende belofte: “Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus” (Efeziërs 4,15)!

(Alphen aan den Rijn, 2011)

 

Geraadpleegde literatuur:

David J. Bosch, Transforming Mission. Paradigm Shifts in Theology of Mission, Maryknoll 2008.

Helen Cameron, Philip Richter, Douglas Davies & Frances Ward, Studying Local Churches. A Handbook, Londen (2005).

Harvie Conn en Manuel Ortiz, Urban Ministry. The Kingdom, the City & the People of God, Downers Grove (2001).

Michael Frost & Alan Hirsch, The Shaping of the Things to Come. Innovation and Mission for the 21st-Century Church, Peabody (VS)/Erina (Australia) (2003).

Eddie Gibbs en Ryan K. Bolger, Emerging Churches. Creating Christian Community in Postmodern Cultures (2006).

Darrell L. Guder, The Continuing Conversion of the Church, Grand Rapids (2000).

Gerben Heitink, Een kerk met karakter. Tijd voor heroriëntatie, Kampen (2007).

Gerrit Noort, Stefan Paas, Henk de Roest en Sake Stoppels, Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming, Zoetermeer (2008).

Henk de Roest, Een huis voor de ziel. Gedachten over de kerk voor binnen en buiten. Zoetermeer (2010).

Christopher J.H. Wright, The Mission of God. Unlocking the Bible’s Grand Narrative, Downers Grove (2006).

 

Noten: 

[1] Dr. S. Paas, Kerkverniewing door kerkplanting: de betekenis van kerkplanting voor de toekomst van de christelijke traditie in Europa. Rede uitgesproken t.g.v. de aanvaarding tot bijzonder hoogleraar op de J.H. Bavinck Leerstoel van de Stichting Centre for Evangelical and Reformation Theology van de Vrije Universiteit Amsterdam.

[2] “Evolution or revolution”, is de vraag die Frost en Hirsch stellen, en zij beantwoorden die met: “What the church needs is a revlutionary new approach”, Micheal Frost en Alan Hirsch, The Shaping of the Things to Come. Innovation and mission for the 21st-century church, 6.

[3] Ik kies deze woorden vanwege de parallel van attrac-tief en incarna-tief, om een soortgelijke parallel te bereiken als in het Engels met ‘attractional-incarnational’.

[4] Gerrit Noort, Stefan Paas, Henk de Roest en Sake Stoppels, Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming, Zoetermeer (2008), 15.

[5] K. van den Geest, Kerk waar ben je. Samen werken aan visie op missionair gemeente zijn; uitg. DTEG 2008, 70 e.v.

[6] Christopher J.H. Wright, The Mission of God. Unlocking the Bible’s Grand Narrative, Downers Grove (2006), 22.

[7] Darrell L. Guder, The Continuing Conversion of the Church. Grand Rapids/Cambridge (2000), 105-106.

[8] Eddie Gibbs, Ryan Bolger, Emerging Churches. Creating Christian Community in Postmodern Cultures (2006), 28-29.

[9] Henk de Roest, Een huis voor de ziel. Gedachten over de kerk voor binnen en buiten. Zoetermeer (2010), 132 e.v.

[10] Gibbs/Bolger, a.w., 20-21.

[11] Uitermate boeiend vond ik het media- en muziekevenement The Passion op 22 april 2011 in Gouda als manier om mensen te bereiken met het lijdensevangelie d.m.v. beelden en moderne muziek, door populaire artiesten. De zondag daarop verwees ik er in de preek naar en vroeg wie het hadden gezien, live en op TV. Dit riep naderhand nogal uiteenopende reacties op: of men was van mening dat dit een goede manier is om (post-) moderne mensen aan te spreken, of men sprak van ‘godslastering vanwege de platvloersheid van de moderne liedjescultuur’.

[12] Zie bijlage.

 

 

Bijlage: onderzoeksverslag

Onderzoek Missionaire Ecclesiologie

Er is een bezoek gebracht bij een GKv-gemeente van zo’n 770 leden in een middelgroot dorp (ruim 25.000 inwoners). Aan zowel leidinggevenden (2) als een (actief betrokken) gemeentelid (1) van deze kerk zijn de onderzoeksvragen voorgelegd. Ook is een kerkdienst geobserveerd. Hieronder is alle daarbij verzamelde informatie ondergebracht in drie rubrieken, volgens de dimensies genoemd in de reader.

1. N.a.v. de interviews

De interviews zijn gehouden rond de in de reader genoemde dimensies: visie op de wereld, de missionaire betekenis van het gemeente-zijn en de concrete uitwerking daarvan in deze gemeente.

1. Visie op de wereld (context van het eigen dorp):

De volgende vragen zijn gesteld:

  • Beschrijf je eigen ‘context’ (de eigen leefomgeving, de omgeving waarin deze kerk zich bevindt).
  • Wat zijn de belangrijkste waarden voor de meeste mensen in deze woonplaats?
  • Welke mogelijkheden geeft God in deze omgeving voor zijn evangelie en koninkrijk?

Het gaat om een ‘christelijk’ dorp. Een meerderheid is kerkelijk. Dat is ’s zondags goed te zien in het straatbeeld. De meeste inwoners zijn ‘forenzen’ die dagelijks op en neer pendelen van en naar hun werk in de nabije Randstad. Daarnaast is een groot aantal mensen werkzaam in de tuinbouwsector. Er is een kleine minderheid ‘allochtonen’.

Als het gaat om Gods werk, kan gezegd worden dat er in deze plaats veel ruimte is voor kerk en geloof. De meeste kerken in dit dorp zijn redelijk orthodox. Men zoekt in toenemende mate samenwerking met elkaar, in evangelisatie, jeugdwerk, activiteiten rond Kerst, etc.

De belangrijkste levensdoelen van de inwoners lijken gericht te zijn op stabiliteit en behoud van de status quo. Dit maakt missionair actief zijn lastig: er zijn weinig mensen voor wie geloof en Bijbel totaal onbekend zijn. Het christelijke karakter van het dorp maakt, dat de ‘wereld’ hier een veilige wereld is. Dat lijkt soms weinig uitdaging te geven voor evangelisatiewerk. Toch gebeurt er op missionair gebied wel één en ander (zie onderdeel 3).

 

2. De missionaire betekenis van gemeente-zijn volgens de ondervraagden:

Bij dit onderdeel is o.a. gevraagd:

  • Wat is volgens u de essentie van kerk-zijn?
  • Hoe ziet u de verbinding tussen deze essentie en de manier waarop de kerk communiceert met haar omgeving?

Als de essentie van kerk-zijn ziet men de aanwezigheid van God. Deze komt vooral tot uiting in de Woordverkondiging. De kerkdiensten zijn het hart van het kerk-zijn. Deze zijn publiek, toegankelijk voor iedereen die belangstelling heeft. Verder moeten de gemeenteleden zelf het gehoorde Woord in praktijk brengen, en dat in hun woorden en daden aan de mensen om hen heen doorgeven.

 

3. Concrete uitwerking

Het kerkgebouw staat in een winkelgebied, op koopavonden wordt er regelmatig een korte open-deur-samenkomst gehouden, bedoeld voor belangstellenden. De aanloop is zeer beperkt. Verder is er een mooi, modern ingericht ontmoetings- en verenigingsgebouw nabij het kerkgebouw, waarin diverse activiteiten georganiseerd worden. Bij de aankoop is bewust uitgesproken, dat dit gebouw een multifunctioneel karakter dient te krijgen, met het doel een gemeenschapsgebouw te zijn ook voor de samenleving van het dorp. Enkele activiteiten zijn ook uitdrukkelijk gericht op belangstellenden en gasten. Zo worden hier regelmatig open maaltijden gegeven, waar ouderen en anderen die hieraan behoefte hebben welkom zijn. Rondom Kerst is er een maaltijd aangeboden, waarbij jongeren van de kerk bedienden. Ook enkele moslims waren aanwezig, dit werd gezien als een bijzondere en bemoedigende gebeurtenis. Er is verder een HIP-project (een hulpdienst van jongeren en andere gemeenteleden, voor het leveren van allerlei diensten aan mensen die dringend hulp nodig hebben, in en buiten de gemeente). Ook wordt meegewerkt aan de locale omroep, naast kerkdiensten worden muziek- en praatprogramma’s uitgezonden. Er zijn enkele keren per jaar jongeren- en vriendendiensten en praisesamenkomsten bedoeld om kennissen en vrienden mee te nemen naar de kerk. Men lijkt vooral uit te gaan van een ‘kom-, niet van een ‘ga-perspectief’: potentiële gasten of geïnteresseerden moeten naar de kerk komen, de kerk gaat er vooralsnog niet zelf op uit. De kerk is er allereerst voor de gelovigen zelf, al staat zij tegelijk door haar ‘aanwezig’ zijn open voor belangstellenden.

2. Een kerkdienst

Gelet is op de aspecten genoemd in de reader:

  • ‘Demografie’
  • Fysieke setting kerkgebouw (buiten en binnen)
  • Inhoud van de dienst en de preek

1. ‘Demografie’

Het hoofdbestanddeel van de kerkbezoekers zijn gezinnen met kinderen. Het aantal ouderen is beperkt, ook zijn er veel jongeren in de puberleeftijd. Veel gezinnen komen met de auto naar de kerk, er is een ruime parkeerplaats die helemaal vol staat, opvallend veel ‘gezinsauto’s’ (al komen er ook heel wat met de fiets). De kerkbevolking lijkt een redelijke afspiegeling te zijn van de bevolkingssamenstelling van dit dorp: mensen van de middenklasse, over het algemeen goed en modern gekleed.

2. ‘Fysieke setting’

De ligging van het kerkgebouw in het centrum van het dorp in/bij een winkelgebied levert op zondagochtend geen extra inloop op, omdat het winkelcentrum op zondagochtend uitgestorven is. De achterkant van het gebouw is weer omgeven door bebouwing (woningen die met de achterkant naar het kerkgebouw staan), zodat de directe omgeving van het kerkgebouw toch wat excentrisch ten opzichte van het winkelgebied ligt. Het is voor iemand die voor het eerst deze kerk bezoekt zelfs even zoeken, ook doordat bewegwijzering ontbreekt. Al met al oogt het niet al te toegankelijk, je moet echt doelbewust op weg naar de kerk zijn om er binnen te komen. ‘Toevallige passanten’ zullen hier niet gauw zo maar naar binnen stappen.

Het kerkgebouw is van een wat onbestemde bouwstijl uit de jaren ’50 (het is door deze gemeente gekocht van de PKN, die een kerkgebouw moest afstoten). Wel is er aandacht besteed aan de entree, een aangebouwde ruime hal met garderobe. Deze doet fris en modern aan. Toch moet je gemotiveerd zijn om naar binnen te gaan, wat extra versterkt wordt door een vrij hoge trap naar de entree, letterlijk een ‘drempel’. Zoals vaker bij kerkgebouwen, is van buiten af niet goed te zien wat er binnen is, zodat het echt een hele stap is om je naar binnen te begeven. Dit wordt ook nog in de hand gewerkt door iets wat veel kerken onbewust uitstralen, ook hier: de mensen kennen en begroeten elkaar, wat een indruk geeft van een soort familie, warm maar ook enigszins besloten (‘ons kent ons’).

Het interieur van de kerkzaal is licht en modern. Wel is de gemeente zo gegroeid, dat je meteen het gevoel krijgt in een overvolle bak met mensen te belanden, ietwat benauwend. De ruimte is verder puur functioneel, zonder veel versieringen of symboliek. Toch is het niet ongezellig, ik denk vanwege de lichtinval en verlichting, en zeker vanwege de samenstelling van de gemeente (zoals gezegd: veel gezinnen met kinderen).

3. Inhoud en boodschap van de dienst

Deze kerk werkt met audio-visuele middelen, dit gebeurt professioneel en volgens een strak ‘format’. Navraag leert, dat deze wijze van presentatie ook gekozen is met het oog op een specifieke doelgroep: er zijn nogal wat kinderen met autisme-verwante stoornissen. Vóór de dienst wordt een aantal activiteiten in de komende week op het scherm aangekondigd: jeugsactiviteiten, Bijbelstudiebijeenkomsten, een activiteit in verband met een zendingsproject, de kerkenraad die vergadert, etc. Het geeft een actieve, levende indruk, maar ook nu weer vrij ‘exclusief’ gericht op gemeenteleden. Vijf minuten voor aanvang van de dienst wordt alleen nog de liturgie van de dienst op het scherm geprojecteerd. Als de dienst begint, heet de ‘ouderling van dienst’ de aanwezigen welkom, “ook de gasten die bij ons zijn, en degenen die nu of later meeluisteren”. Vervolgens wordt een aantal mededelingen dat ook al op het scherm geprojecteerd stond mondeling herhaald.

Ook liederen en Bijbellezingen worden op het scherm geprojecteerd. Collectedoelen worden d.m.v. presentaties op het scherm toegelicht. Verder wordt de preek ondersteund met beelden en korte samenvattende punten. Het geheel maakt een verzorgde en functionele indruk.

Men maakt in deze kerk op een mooie manier gebruik van de gaven van gemeenteleden. Er is begeleiding met diverse muziekinstrumenten (blaasinstrumenten, piano), een kind (basisschoolleeftijd) verzorgt heel rustig en duidelijk de Bijbellezing, aan het einde zingt een jonge vrouw een bij de preek passende aria. Al met al verzorgd en daarom ook wel indrukwekkend. De algehele sfeer in de dienst is ontspannen, er wordt vlot en levendig gezongen, over het algemeen lijken de aanwezigen betrokken en aandachtig. Er is geen speciale aandacht voor gasten, al worden liturgische onderdelen wel even kort ‘uitgelegd’. De gezongen liederen zijn divers: psalmen, gezangen, opwekkingsliederen. Ouderwetse formuleringen in liederen worden niet echt uitgelegd, wel wordt bij elk lied in enkele woorden verteld waarom we het zingen en wat de link is met de boodschap.

De preek is helder en duidelijk, appellerend en pastoraal. De preek gaat over Maria, de moeder van Jezus, aan de hand van Lucas 2,7. De predikant kent zijn gemeente goed en heeft aandacht voor wat er leeft, ook bij jongeren. Hij spreekt rustig en straalt warmte uit, op een prettig vaderlijke manier. Hij gebruikt heldere voorbeelden en weet de boodschap dichtbij te brengen. Het taalgebruik van de predikant is eenvoudig, wat echter op geen enkele manier afbreuk doet aan de diepgang van de boodschap. Ik probeer me voor te stellen hoe dit bij niet-kerkelijke bezoekers kan overkomen. Vooral het beeldende in de preek kan mensen die Bijbel en geloof niet echt kennen helpen om de boodschap te verbinden met hun eigen leefwereld. De predikant spreekt respectvol over ‘mensen buiten de kerk’, de preek lijkt er van uit te gaan dat iedereen die zich onder zijn gehoor bevindt in dezelfde wereld leeft, d.w.z.: er wordt niet gesproken in termen van ‘binnen’ en ‘buiten’. De preek is dus zeker niet ‘exclusief’, eerder ‘inclusief’.

4. ‘Interactie’

Wat betreft de ‘interactie’ lijkt er een vrij sterke onderlinge betrokkenheid te zijn. Mensen spreken elkaar aan, voor de dienst word je bij de ingang verwelkomd, na de dienst staan mensen in groepjes van bekenden te praten. Voor een gast zal dit de indruk kunnen geven van vaste patronen en beslotenheid, maar ik kan niet goed beoordelen hoe men nieuwe mensen benadert. Over het geheel genomen zijn gasten en ‘onwetende bezoekers’ niet echt in beeld in de manier waarop deze gemeente zich presenteert.

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *