Schepping en evolutie – de kindertekening van Genesis 1 – Preek over Genesis 1

“Heb je de zee gezien? Zon, maan en sterren? Heb je op de vogels en de vissen gelet? Heb je naar het landschap gekeken, de bomen en bossen, de dieren en insecten, naar alle grote en kleine dingen? Heb je je verwonderd over de prachtige complexiteit van de mens met al zijn vermogens, en de diepe gevoelens van betovering en genegenheid die mannen en vrouwen in elkaar oproepen? Dat is toch fantastisch? En kijk nu eens naar Hem die dit alles gemaakt heeft! Nu je van die kunstwerken genoten hebt, moet je kennismaken met de kunstenaar; je was verrukt van de muziek, nu zullen we je aan de musicus zelf voorstellen.”

Zo verwoordt de bekende theoloog Packer zijn ontzag voor God als Schepper.

Ontzag, aanbidding, dat is de bedoeling van Genesis 1. Genesis 1, zei iemand eens, is geschreven voor kinderen, niet voor geleerden. Maar kinderen worden groter en gaan vragen stellen. Dat begint al met een pientere vraag op de jeugdvereniging. “Als God eerst de planten maakte, en toen pas de zon, hoe konden de bloemen dan groeien?” “Als hij pas drie dagen later de dieren maakt, hoe konden vleesetende planten dan leven?” Een beetje grappig, maar geen vragen waarvoor je in Genesis 1 moet zijn. Dat geldt helemaal voor wetenschappelijke vragen. Als die kinderen gaan studeren, komen ze soms in de knoop. Hoe hou je je geloof staande, als je wetenschappelijke kennis opbouwt? Dan stuit je op de kwestie van de ouderdom van de aarde en het ontstaan van het heelal. De natuurwetenschappen lijken geloof uit te sluiten. Toch was Darwin, die de evolutietheorie bedacht, zelf niet ongelovig. Alleen zocht hij een verklaring waarin God niet voorkomt. Dat is wetenschap nu eenmaal: je moet alles bewijzen, op grond van onderzoek van de waarneembare werkelijkheid. Zo werken natuurwetenschappen: geloof is in dat kader ‘onwetenschappelijk’. Alle leerboeken op scholen en universiteiten gaan daar van uit. Hoe ga je daar mee om, als christen; daarover nu eerst enkele opmerkingen.

1

1.1 Wetenschappelijke kennis is beperkte kennis

In het begin was evolutie dus niet echt bedoeld tégen de Bijbel. Toch is men geloof en evolutie steeds meer als elkaars vijanden gaan zien. Dat gebeurde aan beide ‘kanten’. De wetenschap werd zelf bijna een god. In onze tijd geldt de enige waarheid die niet ter discussie staat: alleen wat wetenschappelijk bewezen is, is waar. Wetenschap heeft een onaantastbaar gezag. Dat gaat zelfs zo ver, dat wetenschap bijna vereenzelvigd wordt met atheïsme. Het geloof dat er geen God is, werd de wetenschap binnengehaald, als onomstreden dogma. Daarmee gaat de wetenschap ver buiten haar boekje. Wetenschappers weten veel, maar beslist niet alles. Als gelovige tast ik naar de wonderen en geheimenissen van God. Als wetenschapper onderzoek ik Gods schepping, d.m.v. experimenten en waarneming. Als gelovige zoek ik houvast, leer ik vertrouwen, met mijn hart. Als wetenschapper verzamel ik kennis, met mijn hoofd. Van beide moet ik de beperkingen erkennen. Want ook geloven betekent niet dat je alles weet. Dat is aan de kant van gelovigen soms een misvatting, en vaak geweest. Alsof de Bijbel op alle vragen antwoord geeft. Alsof er met de Bijbel geen mysteries meer zijn. Creationisten gebruiken wat de Bijbel zegt zelfs als basis voor wetenschapsbeoefening. Maar dan maak je dezelfde fout als die oppermachtige wetenschap. Dan haal je wat de Bijbel vertelt binnen in de wereld van de wetenschap, waar alles draait om wat op grond van waarneming te bewijzen is. Wordt die ’te bewijzen waarheid’ dan met ‘wetenschappelijk bewijs’ weerlegd, dan ben je de bijbelse waarheid ook kwijt. Maar God vertelt ons in de Bijbel alleen wat we nodig hebben om zijn liefde te kennen. De Bijbel laat je als het ware door een sleutelgat kijken. Wat je door die kleine opening ziet is waar, maar je ziet lang niet alles, je ziet meer niet dan wel. Zo hebben beide hun beperkingen. Het is voor ons goed om dat te bedenken als het over wetenschap gaat. Ook zo genaamde vaststaande evolutietheorieën: een verzamelnaam voor heel veel losse stukjes (‘hypotheses’). De tussenliggende gaten zijn enorm. Dus: wetenschap is kennis verzamelen over de wereld, met je hoofd. Geloven is kennis krijgen van God, met je hart. Beide kunnen naast elkaar bestaan, ook in het leven van christelijke onderzoekers.

1.2 Maar: evolutie is wel wetenschap

Het is zinvol om een onderscheid te maken: tussen evolutietheorieën en ‘evolutieleer’. Evolutieleer of evolutionisme is een wereldvisie, vergelijkbaar met een geloofsovertuiging. Het is waar: evolutionisme is wijd verbreid, zeker onder wetenschappers. Maar evolutieleer is geen evolutietheorie. De theorie is serieuze wetenschap! Ook dat moet je als christen erkennen: in de wetenschap zijn grote ontdekkingen gedaan. Veel is echt bewezen, werkelijk waargenomen. Dat het heelal uitdijt, wat zou wijzen op een oerknal, is aangetoond. De energie van naar buiten bewegende sterrenstelsels zou te herleiden kunnen zijn tot een oerbegin. Waar dat begin dan vandaan kwam, daar tast de wetenschap letterlijk in het duister. Men is intens geïnteresseerd in de ‘zwarte gaten’of non-materie. Zou daar het geheim liggen van het ontstaan van materie? Hoe dan ook, je moet resultaten van wetenschappelijk onderzoek niet zo maar als nonsens afdoen. Sterker nog, het christelijk geloof zelf heeft de wetenschap een enorme impuls gegeven. Juist het geloof in God als de Schepper heeft de mens enorm gestimuleerd tot onderzoek. Als God de Schepper is, dan is de wereld zijn werk, en niet zelf goddelijk! Het scheppingsverhaal zelf is één grote bestrijding van het oud-oosterse veelgodengeloof. De mensen van toen zagen de wereld zelf als goddelijk. De natuur was vol bedreigingen, vaak gezien als goddelijke of geestelijke machten. Die zijn gevaarlijk, dus moet je ze aanbidden: de zon, de sterren, de aarde, de bliksem. De Bijbel haalt daar een streep doorheen. God maakte de wereld, dus is de wereld niet goddelijk en kun je die onderzoeken. Juist dat geloof geeft ons de ruimte om die werkelijkheid te onderzoeken. En juist die kennis brengt je ook weer tot des te meer lofprijzing: wat is God machtig! Machtig in het oneindige: oneindig groot (heelal, sterrenstelsels); oneindig klein: van cel tot DNA, molecuul, atoom en nog kleiner, ook daar houdt het niet op! Dan ga je zien, erkennen, zingen: hoe groot bent u, o God!

Er valt meer te zeggen over die verhouding tussen geloof en wetenschap. Er zijn boeken over geschreven en de presentatie van dr. Kruse onlangs was verhelderend. We luisteren nu eerst naar een persoonlijk verhaal.

(HT, een bioloog in onze gemeente, vertelt iets over zijn studietijd, zijn vragen, en hoe hij daarmee worstelde als studerende en er mee leerde omgaan als volwassen gelovige en christen in de wereld van wetenschappelijk onderzoek).

2 De uitleg van Genesis 1

2.1 Genesis 1 gaat niet over hoe alles is ontstaan, maar over wie alles heeft gemaakt

Hoe is het allemaal gebeurd, ver voordat wij mensen er aan te pas kwamen? Kun je dat uit het scheppingsverhaal afleiden? Het antwoord is nee: het gaat hier niet over het hoe, maar over het wie. Wie zit er achter, wie heeft hier de hand in gehad? Het antwoord op die vraag staat er boven, als een soort opschrift: “In het begin schiep God…” Zo is dit verhaal bedoeld: om boven zichzelf uit te wijzen, naar een machtige God! Sommigen proberen dan toch weer die eerste verzen ‘op te rekken’. Ze zeggen dan: wat is dat, ‘in het begin’? Dat is dus het begin dat voorafgaat aan de 6 scheppingsdagen, dus: vóór het begin! En, zeggen ze dan, zie je nu: dat geeft dus ruimte om daarvan een oneindige tijd te maken. Een tijd van miljarden jaren van evolutie, van geologische en biologische processen! Dan zeg ik: wie zal het zeggen? Maar ook: daarmee overvraag je toch de Bijbel. Vers 1 is gewoon opschrift: in het volgende gedeelte zien we dat God hemel en aarde schiep. Hoe is alles er gekomen? Hier lees je het antwoord: God, de Almachtige, zit daar achter, punt-uit!

2.2 Genesis 1 vertelt hoe God de aarde bewoonbaar maakt

In vers 2 lezen we dan twee dingen: over die oervloed en over de Geest van God. Woest en leeg is de aarde nog. Die woorden betekenen: onbewoonbaar, onherbergzaam. In de nu volgende 6 dagen gaat God de aarde aankleden, bewoonbaar maken. Er komt leven, een aangenaam klimaat, een veilige woonplaats voor mens en dier. En de Geest van God is er bij: de Geest die schept, die levend maakt (zie Geloofsbelijdenis Nicea!). Wat God zegt voert hij uit, Gods spreken zet hij om in kracht, scheppende kracht. Dat is de functie van vers 2: vertellen dat God een huis gaat maken waarin je kunt wonen. Op zich past dat prima bij wat men wel noemt het ‘antropisch principe’ (zie ook de presentatie van dr. Kruse). Het is een onopgelost mysterie, dat op de planeet aarde leven mogelijk is. De aanwezigheid van stikstof en zuurstof, de klimaatomstandigheden, ze zijn precies goed. Ze hadden echt geen fractie anders moeten zijn, dan was leven onmogelijk geweest. Dan was het of te koud, of te warm, of er was te veel straling, te weinig zuurstof, enz. Het lijkt er op, dat de aarde gemaakt is om op te leven, gemaakt voor mensen. En wie gelooft kan hier heel rustig zeggen: en zo is het ook. Zonder daarmee te beweren dat op andere plekken in het heelal geen leven mogelijk is. Maar tot nu toe weet men dat niet, we zien wél een herbergzame aarde. En een Geest die leven wekt in de woestijn.

2.3 De scheppingsdagen: in het verhaal zijn het dagen

Dan een belangrijk punt: er is geen reden om de scheppingsdagen eindeloos uit te rekken. Want alweer haal je dan geloof en wetenschap, twee manieren van kennen, door elkaar. Hoe lazen de Israëlieten het scheppingsverhaal? Toen bedachten ze echt niet, dat dat wel eens geen dagen van 24 uur zouden kunnen zijn. Genesis 1 is een vertelling, op het niveau van een voor-wetenschappelijke wereld! Geschreven in de taal van de alledaagse waarneming. Van dagen en nachten, licht en donker, zonsop- en ondergang. Van een platte aarde, met water boven en water beneden. Van een ‘gewelf’. dat het water tegenhoudt en waaraan God de lichten ophangt. Kortom, een kindertekening: huisje-boompje-beestje.

2.4 Alles wat er is, is bewijs van Gods trouw

Als een refrein klinkt in dit hoofdstuk: God zei… God wordt hier voorgesteld als een machtige koning op een troon. Hij spreekt en gebiedt, en zijn Geest voert zijn bevelen uit. Zo zijn Gods woorden altijd meteen ook daden. En dus is zijn spreken scheppen, maken. Dat God evolutieprocessen heeft gebruikt, is prima mogelijk. Maar dat hij spreekt en dat er dan ook echt iets gebeurt, dat is iets wat je moet geloven. Dat evolutie een ontwikkeling omhoog is, zegt daarbij wel iets. Waarom is evolutie geen ontwikkeling omlaag, een soort neergang of verval (zie Peter Scheele)? Waarom is het zo ‘logisch’ dat de sterkste soort overleeft (Darwins ‘survival of the fittest’)? God spreekt, dat is: er is een drijvende kracht in en achter alles. De dragende kracht, die alles maakt, in stand houdt, doet leven. “God sprak en op zijn woord ontstonden de hemelen en al hun heer” (Psalm 33, berijming). En door dat woord wordt alles bewaard, tot ook een woord van God het beëindigt. “De tegenwoordige hemel en aarde worden door datzelfde woord bewaard om op de dag van het oordeel (…) te worden prijsgegeven aan het vuur” (2 Petrus 3,7). Zo zie je Gods trouw: hij is het die alles draagt, door het woord van zijn liefde.

2.5 Gods rusten en onze lofprijzing

Tenslotte: na zes dagen is alles klaar. D.w.z. in dit verhaal, verteld voor mensen die kunnen geloven als een kind. De wereld is bewoonbaar, en een plek waar mensen wonen en met God omgaan. Die mensen zijn geschapen naar zijn beeld: ze vertegenwoordigen de Schepper. D.w.z.: ze zijn geschapen om hem te aanbidden. Daarom maakt God de zevende dag: Op die dag rustte God van al het werk… Omdat hij dan moe is? Nee, het woord voor rusten betekent ophouden, stoppen. God weet van ophouden, en de boodschap is: mensen moeten ook van ophouden weten. Je kunt niet altijd werken, er is ook tijd om te genieten. Dat is wel het prachtigste doel van God met zijn schepping: hij maakte een plek om feest te vieren. Wij vieren avondmaal. Je mag in de kring komen, aanzitten. Want God heeft gewerkt, en zijn werk is klaar, voltooid. Hij genoot van zijn prachtige kunstwerk, de mensen mochten zich verpozen en elkaar in een hof het hof maken. Zo zag de wereld er toen uit, zo wil hij dat het weer wordt. Daarom gaf hij zijn Zoon: die bracht de rust terug. Nu leven wij van Gods genade. Zijn werk is klaar, voltooid. “Volbracht!”, riep Jezus aan het kruis. Geniet dus, met volle teugen: van zijn schepping, van zijn nieuwe wereld die komt. En die in jouw hart een aanvang heeft genomen.

Amen.

Deze preek werd gehouden als afsluiting van een project met jongeren n.a.v. het boekje “Durf te denken”, uitgave van ForumC en een presentatie over “Geloof en Wetenschap” door dr. Chris Kruse, najaar 2014.

Gen. 1,1 -2,3 (2014) Gen. 1 (2)

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *